Als je bij Stazione Termini op metrolijn B bent gestapt in de richting van Rebibbia, kom je als eerste halte Castro Pretorio tegen. Dit is de zone waar in de keizertijd de castra praetoria heeft gelegen, de kazerne van de keizerlijke garde. Het betreft een groot rechthoekig terrein dat naast de Aureliaanse muur (eind derde eeuw) ligt. De kazerne is nagenoeg in een noord-zuid-as gebouwd volgens de strakke lijnen van een Romeins legerkamp. De contouren ervan zijn op een stadskaart duidelijk zichtbaar. Alleen van de zuidelijke poort, de Porta Clausa, is nog een deel zichtbaar. Een groot deel van het gebied wordt tegenwoordig ingenomen door de Biblioteca Nazionale Centrale.

De keizerlijke garde kent een rijke geschiedenis. Het Romeinse Rijk dankt zijn bestaan grotendeels aan zijn leger. Goed geolied en strak georganiseerd als het was, heeft het in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling met een relatief kleine legermacht van niet meer dan 250.000 manschappen alle gebieden binnen het rijk gecontroleerd.
De legioenen waren zich bewust van hun sleutelpositie en keizers, consuls en generaals waren voor hun functioneren sterk afhankelijk van de steun van hun legertroepen. Publius Cornelius Scipio Africanus (185-129 vóór Christus) was de eerste generaal van wie we weten dat hij zich liet omgeven door een uitgebreide lijfwacht. Deze kreeg naar het hoofdkwartier van de legioenscommandant, het praetorium, de naam cohors praetoria.
Praetoria cohors est dicta, quod a praetore non discedebat. Scipio enim Africanus primus fortissimum quemque delegit , qui ab eo in bello non discederent et cetero munere militiae vacarent ct sesquiplex stipendium acciperent.
“De praetoriaanse garde heet dat onderdeel dat continu de praetor begeleidde. Scipio Africanus was de eerste die de dapperste soldaten uitzocht om in de oorlog niet van zijn zijde te wijken, van overige militaire taken verschoond te blijven en zesvoudige soldij te ontvangen.”
(Festus, De Significatione Verborum, boek 14, s.v.)

Lange tijd was deze garde niet meer dan een afzonderlijk, weliswaar goed betaald, legeronderdeel. In de eerste eeuw vóór Christus, de tijd van de burgeroorlogen, was het meer dan gebruikelijk dat een legeraanvoerder zich van een cohors praetoria bediende. Na de overwinning bij Philippoi in 42 vóór Christus op de troepen van Brutus en Cassius (de moordenaars van Iulius Caesar) hebben, zo vertelt Appianus ons, Octavianus, Antonius en Lepidus hun legers ontbonden, op 8000 man na die zij onderling verdeelden en tot hun cohortes praetoriae maakten.
Ἀφίεσαν δὲ καὶ τῆς στρατείας τοὺς ἐντελῆ χρόνον ἐστρατευμένους χωρὶς ὀκτακισχιλίων, οὓς δεηθέντας ἐπιστρατεύεσθαι σφίσιν ἀποδεξάμενοι διείλοντο καὶ συνελόχισαν ἐς στρατηγίδας τάξεις.
“Verder ontsloegen zij de soldaten die hun volledige diensttijd hadden uitgezeten, op 8000 man na, die hadden verzocht om voor hen in dienst te mogen blijven. Zij namen hen terug, verdeelden ze onder elkaar en brachten hen onder in lijfwachten.”
(Appianus, Hist. Rom. 17.3)

Keizer Augustus zag het belang van een persoonlijke lijfwacht in: de bestendigheid van zijn bestuur stond of viel ermee. Bij zijn installatie in 27 vóór Christus heeft hij onmiddellijk de keizerlijke lijfwacht geformeerd. Deze bestond uit negen of tien cohorten. Een cohort bestond nominaal uit 480 man, maar de cohorten van de keizerlijke lijfwacht haalden het aantal van 1000. Voorzichtig bleef hij wel, want volgens Suetonius mochten van hem slechts drie cohortes in de stad zelf aanwezig zijn en dat zonder vast verblijf.
Neque tamen umquam plures quam tres cohortes in urbe esse passus est easque sine castris, reliquas in hiberna et aestiva circa finitima oppida dimittere assuerat.
“Niettemin heeft hij nooit toegestaan dat er meer dan drie cohortes in de stad waren en dan ook nog zonder kazerne. De overige verspreidde hij in de regel over zomer- en winterkampen in steden in de buurt.”
(Suetonius, Augustus 49)
Later, onder Tiberius, kreeg de keizerlijke lijfwacht haar eigen kazerne binnen de stad: de castra praetoria. De commandant van de garde, de praefectus praetorio (onder Augustus waren het nog twee), had een belangrijke positie aan het keizerlijk hof en zijn invloed op de keizer c.q. het staatsbestuur werd langzamerhand groter. Toen Tiberius zich afzijdig hield van het politieke bedrijf, had Seianus, de toenmalige commandant van de garde, feitelijk de macht in handen. Dat duurde vijf jaar, totdat hij in 31 in ongenade viel en terechtgesteld werd.
Het optreden van de praetoriaanse garde kon tevens beslissend zijn voor de troonsopvolging. Vermoedelijk heeft Seianus’ opvolger Macro de hand gehad in Tiberius’ dood (door verstikking). De zwaarden van de gardisten hebben in de eerste eeuw ook een eind gemaakt aan het leven van keizer Caligula en dat van keizer Domitianus.

Het was in de derde eeuw weer gebruikelijk twee of meer praefecti te hebben, totdat keizer Constantijn aan het begin van de vierde eeuw de functie én de garde ophief. In zekere zin zijn zij nooit weggeweest, want ter vermaak van de toeristen houden groepen quasi-pretorianen zich in het centrum, vooral bij de ingang van het Colosseum, op. Tegen betaling mag je je in hun bijzijn laten fotograferen. Wil je meedoen? Je kunt je als lid opgeven bij Romanitas.