Dit museum bereik je tegenwoordig door de onderaardse gang die het gebouw verbindt met het Palazzo dei Conservatori (het Conservatorenpaleis). Gemakshalve gaan we ervan uit dat je het gebouw vanaf de hoofdpoort kunt betreden, want dan sta je meteen op de cortile (binnenhof) met als opvallendste beeldhouwwerk de Oceanus (Zeegod, eerste eeuw na Christus) die boven een waterbekken ligt. Het beeld heet ook Marforio en was onder die naam een van de statue parlanti (‘sprekende beelden’). In heel Rome staan negen van dit soort beelden, die dienst doen als een soort klankbord en beplakt worden met politieke pamfletten, naar goed Romeins gebruik in plaatselijk dialect geschreven. Naast het beeld staan, ieder in een nis, twee beelden van de god Pan die uit het theater van Pompeius afkomstig zijn.

We passeren het kolossale beeld van Minerva en nemen de trap naar boven. Hier staat in de lange gang een standbeeld van Hercules (met een brandende fakkel doodt hij een van de koppen van de Hydra), een zittend beeld van een dronken vrouw (zij omklemt met haar armen een met bladmotieven versierde kruik) en een spelend jongetje (hij houdt in zijn rechterhand een slang vast). De zaal (nr. II) direct rechts van de trap huisvest het meisje met de duif (zij beschermt de vogel, haar lievelingshuisdier, tegen een omhoogkruipende slang), het mozaïek met de duiven (duiven drinken water uit een kom), het mozaïek met de toneelmaskers (tragisch en komisch masker met een dubbele hobo, de diaulos, Gr. δίαυλος).

De tweede zaal rechts (nr. III, gabinetto della Venere) is gereserveerd voor de Venus Capitolina (een ontdekking uit de 17de eeuw, een Romeinse kopie in Parisch marmer naar een Grieks origineel uit de derde eeuw vóór Christus, de zogenaamde Afrodite van Knidos). Aan het einde van de gang sla je links af en je staat in een zaal (nr. IV) midden tussen de keizers en hun familieleden. Hier vind je de belangrijkste portretten van o.a. Augustus (met myrtenkrans), Agrippina Maior, Nero, Traianus, Lucius Verus, Caracalla, Heliogabalus.

De volgende zaal (nr. V) is gewijd aan de filosofen, maar ook schrijvers hebben er een plaatsje: Homerus, Aeschylus, Euripides, Pythagoras, Socrates, Epicurus, Cicero.

Hierna volgt de grote zaal (nr. VI) waar o.a. centauren (gevonden in de Villa Hadriana), een gewonde amazone (kopie naar een origineel van Kresilas, 5de eeuw vC), Hercules-de-baby staan. De volgende zaal (nr. VII) is genoemd naar de dronken faun (bosgod die lachend naar een tros druiven grijpt) en bevat ook de jongen met de zwaan (kopie naar het werk van Boëthos van Calchedonia, tweede eeuw vóór Christus) en de Lex de Imperio Vespasiani (in brons, de wet waarmee Vespasianus’ keizerschap door de senaat werd bekrachtigd). De laatste zaal (nr. VIII) is misschien wel de bekendste, want hier vind je in het midden de stervende Galliër (beter gezegd: stervende Galatiër, die zittend op zijn schild en bazuin op zijn zeflgekozen dood wacht; het is in de Orti Sallustiani gevonden, voor het eerst in 1623 genoemd als onderdeel van de Ludovisi-collectie). Het kinderpaar dat in een omhelzing is voorgesteld, zijn Amor en Psyche, een vondst uit Ostia.
