Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Palazzo Massimo

Vlak bij het Stazione Termini, op een hoek van de Piazza del Cinquecento (Largo Villa Peretti, 2), ligt het Palazzo Massimo alle Terme . Het neo-renaissancistische bouwwerk is ontworpen door Camillo Pistrucci. Hier stond ooit de villa Montalto-Peretti, het optrekje van paus Sixtus V (Peretti, 1585-1590), later in bezit gekomen van de adellijke familie Massimo. Lange tijd was het het onderkomen van het Collegio Massimo, orde der jezuïeten.

In 1960 kwam het gebouw in handen van de Italiaanse staat en werd het een van de vier dépendances van het Museo Nazionale Romano. Het museum opende zijn deuren in 1998 en sindsdien kan de bezoeker zich er vergapen aan de vele klassieke kunstvoorwerpen, een grote muntencollectie en edelsmeedkunst. De jezuïet Athanasius Kircher had reeds in 1651 zijn Wunderkammer ingericht, waaruit nog vele objecten in het huidige museum zijn te bewonderen.

De huidige collectie is verspreid over drie verdiepingen. De begane grond en de eerste verdieping zijn in hoofdzaak gewijd aan voorwerpen uit de beeldhouwkunst. Er zijn vele portretten van keizerlijke familieleden (in zaal 4) en beroemde personen uit de klassieke oudheid (op de gangen) uitgestald.

Begane grond

Het standbeeld in zaal 5 op de begane grond (gevonden aan de Via Labicana) stelt keizer Augustus voor als pontifex maximus, opperpriester: hij heeft zijn toga over het hoofd geslagen en in zijn rechterhand zal hij een offerschaal (nu verdwenen) hebben vastgehouden. Grieks marmer is gebruikt voor de zichtbare lichaamsdelen, Italiaans marmer voor de kleding. Over het algemeen wordt Augustus jonger afgebeeld dan in werkelijkheid, maar in dit geval lijkt zijn gezicht aanzet tot rimpels te hebben. Wij weten dat hij in 12 vóór Christus het opperpriesterschap op zich nam; hij moet toen 41 jaar oud geweest zijn.

Keizer Augustus als pontifex maximus bij een offerplechtigheid (foto: Wikipedia Commons).

In het midden van dezelfde zaal staat een altaar van marmer met daarop een voorstelling van Mars en Venus aan de ene kant en aan de andere kant Romulus en Remus. Deze laatste twee zijn links onder afgebeeld, terwijl zij door de wolvin worden gezoogd, rechts boven zien wij de tweeling als de volwassen adoptiefzonen van de herder Faustulus. Rechts onder kijkt de riviergod Tiber toe.

Altaar met voorstelling van Romulus en Remus (foto: Wikipedia Commons).

Zaal 6 herbergt een vondst uit 1906, gedaan in de Horti Sallustiani. Niobe, zelf moeder van twaalf kinderen, had zich laatdunkend uitgelaten over de godin Leto (Latona) die slechts twee kinderen had. Deze, Apollo en Artemis, namen wraak en doodden met hun pijlen Niobe’s kroost. Hier zien wij een Niobide, ‘dochter van Niobe’, door haar knieën zakken in een verwoede poging een pijl uit haar rug te trekken. Het realisme (het van pijn vertrokken gezicht) getuigt van een Hellenistische traditie.

In zaal 7 valt meteen de rustende bokser (pugile) op, een geheel bronzen beeld uit de tweede helft van de vierde eeuw vóór Christus, toegeschreven aan (de school van) Lysippos. Het lijkt qua houding erg op de Torso Belvedere en zou daarmee ook het werk van Apollonios van Athene kunnen zijn (eerste eeuw vóór Christus, vgl. hiervoor het artikel over het Planetario). Het bronzen standbeeld in dezelfde zaal is net als de rustende bokser gevonden op de Quirinalis en heeft misschien gestaan in het badhuis van keizer Constantijn (begin vierde eeuw). De nauwkeurige gelaatstrekken doen vermoeden dat het om een daadwerkelijk persoon uit de oudheid moet gaan, maar hierover wordt door de wetenschappers flink getwist.

Hellenistisch vorst in de houding van een rustende speerwerper.

Eerste verdieping

Op de eerste verdieping valt sculptuur te bewonderen uit de tweede helft van de eerste eeuw en later. Veel is afkomstig van de Villa Hadriana bij Tivoli. Je kunt een goede indruk krijgen van hoe keizers Vespasianus, Domitianus, Nerva, Hadrianus, Antoninus Pius, Marcus Aurelius, Lucius Verus, Commodus en Caracalla eruit hebben gezien. In zaal 5 loop je meteen tegen de Afrodite van Doidalsas aan. Je zou er zomaar aan voorbijlopen, want zij mist de helft van haar hoofd en beide armen, maar verdient alle aandacht vanwege de uitzonderlijke houding: voor het eerst in de kunstgeschiedenis heeft een beeldhouwer een persoon (hier is dat Afrodite bij het nemen van een bad) hurkend afgebeeld. Het beeld is gevonden tijdens opgravingen in de Villa Hadriana (Tivoli).

Afrodite van Doidalsas (‘Venere accovacciata’).

In zaal 6 staan twee discuswerpers naar elkaar toe opgesteld. Die zonder hoofd is de discuswerper van Castelporziano, de andere mét hoofd is de discuswerper van Lancellotti. Beide zijn kopieën van een beroemd werk van de Griekse beeldhouwer Myron (midden vijfde eeuw vóór Christus). Het beeld getuigt van het scherpe inzicht dat de Grieken hadden in het menselijk lichaam en zijn motoriek. De stand van de voeten is slechts mogelijk op één luttel moment tijdens de afzet van de atleet. Op het hoofd van de discuswerper van Lancelotti zijn twee uitstulpingen zichtbaar: oriëntatiepunten die tijdens de afwerking nog niet waren weggewerkt of misschien verankeringen voor een krans, wie zal het zeggen?

Discobolo Lancelotti.

De slapende figuur in de volgende zaal (nr. 7) stelt een hermafrodiet voor. Bij het betreden van de zaal denk je te maken te hebben met een bevallig meisje (je ziet haar figuur op de rug), maar als je het passeert, zie je dat deze figuur naast borsten ook mannelijke geslachtsdelen heeft. Ovidius vertelt hoe Hermafroditos, zoon van Hermes en Afrodite, op vijftienjarige leeftijd de wijde wereld intrekt en de bron van de nimf Salmakis bereikt. Deze wordt spoorslags verliefd op de schone jongeling en verleidt hem ertoe met haar een duik in het water te nemen. De jongen, die van de liefde niets weet, wijst haar toenaderingen af, maar Salmakis neemt wraak door zich eeuwig met zijn lichaam te verstrengelen.

Vota suos habuere deos, nam mixta duorum
corpora iunguntur faciesque inducitur illis
una. Velut, si quis conducat cortice ramos,
crescendo iungi pariterque adolescere cernit,
sic ubi conplexu coierunt membra tenaci,
nec duo sunt et forma duplex, nec femina dici
nec puer ut possit, neutrumque et utrumque videntur.
‘Haar wensen bereikten haar medegoden, want in een mengeling van twee
worden de lichamen verbonden en krijgen zij een gezicht
dat één is. Zoals iemand, die in de bast twijgen ent,
ze in elkaar ziet vergroeien en even hard opschieten,
zó zijn ze, zodra hun ledematen in strakke omhelzing bijeen zijn gekomen, 
niet langer twee, maar een dubbele gestalte. Het een vrouw noemen
of een mannetje, dat kan niet; het lijkt geen van tweeën of allebei.’
(Ovidius, Metamorphoses IV 373-379)

Imposant is verderop in zaal 12 de sarcofaag van Portonaccio, gevonden in 1931. De grafkist wordt gedateerd rond 180. Bijzonder is dat het deksel van de sarcofaag bewaard is gebleven. Hierop staan scènes uit het leven van de overledene. Op de voorzijde is een veldslag tegen de barbaren uitgebeeld. Het niet voltooide gezicht van de ruiter in het midden verraadt de werkwijze van de beeldhouwer: sarcofagen werden ver van te voren in productie genomen, maar pas kant-en-klaar afgeleverd na het overlijden van de ‘klant’. In dit geval kan het zijn dat het atelier uit tijdgebrek niet toekwam aan afronding van het gelaat.

Tweede verdieping

De absolute attractie op de tweede verdieping van het museum is de reconstructie van een oecus of nymphaeum uit de villa van Livia, vrouw van keizer Augustus, gelegen bij Prima Porta. De villa (begin eerste eeuw) droeg vanwege haar hobby de naam ad Galinas Albas, ‘bij de witte kippen’. De wanden laten een trompe-l’oeuil zien dat de suggestie wekt van een priëel met tuin met rijke fauna en vegetatie. De schilder(s) had(den) een scherp oog voor detail, want elk blaadje, elk stukje hout van het hekwerk, elke veer van de rondfladderende vogels is met precisie neergezet. Aan het plafond zijn nog de restanten van stucco te zien.

Vogeltje in het nymphaeum van de villa van Livia.
Portretje op sokkel in het nymphaeum van de villa van Livia.

De wanden van de gangen op deze verdieping zijn gereserveerd voor mozaïeken, zowel poly- als monochrome. Heel aardig is het zogenaamde Nijlpaardenmozaïek (lees hier over zijn oude locatie), een product uit de tijd dat Egyptiserende elementen tot de kunst doordrongen na de nederlaag van Antonius en Cleopatra bij de zeeslag bij Actium en de verovering van Egypte in 31 vóór Christus). De krokodillen in het mozaïek zijn misschien beter geslaagd dan de nijlpaarden zelf; de kleine mannetjes die op de dieren jacht maken, zijn pygmeeën.

Nijlpaardenmozaïek, pygmeeën op jacht.