Het Palazzo Altemps ♣ dankt zijn naam aan kardinaal Marco Sittico Altemps die in 1568 in het bezit kwam van het gebouw. Aan de bouw van dit renaissancistische paleis is begonnen in 1477 in opdracht van Girolamo Riario. In de jaren 1511-1523 is het in het bezit geweest van kardiaal Fransesco Soderini, kardinaal van Volterra. Het gebouw heeft in de 19de eeuw grondige veranderingen ondergaan die tijdens de restauratie in de jaren ’90 van de vorige eeuw ongedaan zijn gemaakt. Het Palazzo Altemps is als museum in 1997 voor het publiek opengesteld.
Het Palazzo Altemps is een van de (vier) dependances waarin tegenwoordig de collectie van het Museo Nazionale Romano (gesticht in 1889) is ondergebracht. Het paleis was bedoeld als onderkomen voor de Bibliotheca Altempsiana en de privé collectie antieke sculpturen van kardinaal Altemps. Nog steeds vormen deze de kern van de collectie, met als hoogtepunt de collectie Boncompagni Ludovisi.
Ludovico Ludovisi was kardinaal van Bologna in de jaren 1621-1632 en bezat een landgoed op het Quirinaal in Rome (nabij de Piazza Quattro Fontane). Na 1665 kwam het bezit in handen van Gregorio Boncompagni. Sindsdien heet zijn tak van de familie Boncompagni Ludovisi. Aan het eind van de 19de eeuw raakte de collectie (meer dan 300 objecten) verspreid onder Rodolfo Boncompagni. In 1901 heeft de Italiaanse staat een honderdtal stukken uit het oorspronkelijke bezit opgekocht.
Na binnenkomst in het museum komt de bezoeker meteen in de cortile (binnenhof). Deze is in eerste instantie aangelegd door architect Antonio di Sangallo (de Oudere, in de jaren 1513-1517); zijn uiteindelijke vorm heeft hij gekregen dankzij het werk van Baldassare Peruzzi en Martino Longhi. Rechts is een nymphaeum (watergrot) in de wand aangebracht, geflankeerd door twee hermen. Hier is ook het wapen van de familie Altemps te zien: een brug getroffen door de bliksem.

Het gebouw telt twee verdiepingen die voor het publiek zijn opengesteld. De diverse zalen zijn genoemd naar hun oorspronkelijke functie of naar (een van) de objecten die er zijn opgesteld. In de Salone delle Erme bevinden zich bijv. twee zittende beelden van Apollo Cithaeroedus (“citerspeler”). Van het exemplaar met het kleinere instrument is alleen de torso origineel. Linkerbeen, armen en hoofd (let op de gelijkenis met dat van de Apollo Belvedere in het Vaticaans Museum) zijn toevoegingen uit de 17de eeuw. De Sala dell’ Athena Parthenos dankt haar naam aan het levensgrote standbeeld van Athena Parthenos (“maagd”), waarvan de armen door Alessandro Algardi zijn gerestaureerd. Het is een vondst gedaan op de Campo Marzio (“Marsveld”), vlakbij de Piazza Minerva, en de slang die langs een boomstam omhoogklimt brengt deze voorstelling in verband met Hygieia, godin van de geneeskunst, dochter van Aesculapius. Beide hier beschreven werken behoorden tot de collectie Ludovisi.
De Sala della Piattaia (je bent nu op de eerste verdieping) was de pronkkamer en bevat een 17de-eeuws fresco met serviesgoed dat een bruidsschat moet voorstellen. Als onze gegevens juist zijn is in dit vertrek in 1477 het huwelijk tussen Girolamo Riario en Caterina Sforza voltrokken. Deze zaal bevat twee bijzondere beeldhouwwerken, allebei toebehorend aan de collectie Ludovisi. Het zittende beeld betreft de Ares Ludovisi, in 1622 gerestaureerd door niemand minder dan Gian Lorenzo Bernini. Nieuwere inzichten leiden tot een andere interpretatie van dit beeld: het zou Achilles voorstellen en deel hebben uitgemaakt van de tempel van Neptunus op de Campo Marzio.
Het tweede beeldhouwwerk, een beeldengroep, stelt Elektra en haar jongere broer Orestes voor. Orestes was gevlucht voor zijn oom Aigisthos die zijn moeder Klytaimnestra zijn vader Agamemnon bij thuiskomst van Troje heeft helpen vermoorden. Wanneer hij jaren later terugkeert om wraak te nemen herkennen broer en zus elkaar aan de haarlokken die zij hebben achtergelaten. Johann Joachim Winkelmann was de eerste die deze interpretatie lanceerde door op de haardracht van de figuren te wijzen. Op de marmeren steun in de rug van Orestes staat de signatuur van ‘Menelaos’, een beedhouwer uit de school van Praxiteles.
Midden in de Sala delle storie di Mosè (naast de Sala della Piattaia) staat de Ludovisitroon, topstuk van de collectie. De oorspronkelijke functie van dit object is voorwerp van heftige discussie. Is het een altaar of toch een troon? Vaststaat dat het vijfde-eeuws en uit Calabrië afkomstig is, d.w.z. het oude Magna Graecia, het door Grieken gekoloniseerde deel van Zuid-Italië. Het zou reeds door Iulius Caesar van zijn oorspronkelijke locatie zijn weggenomen en geplaatst in een van zijn parken te Rome. Op de korte zijden is een fluitspeelster en een priesteres (?) met wierookstandaard afgebeeld. De voorstelling op de lange zijde laat de geboorte van de godin Afrodite zien die door twee dienaressen uit het zeewater wordt getild (let op de kiezels van het strand onder hun voeten). De godin zelf is in zogenaamde ‘natte stijl’ uitgebeeld: de contouren van haar lichaam zijn onder de plooien van haar gewaad zichtbaar.

De noordzijde van de eerste verdieping wordt aan de binnenzijde (met zicht op de cortile, de binnenhof) ingenomen door de Loggia. Kardinaal Altemps had deze plek aangewezen om er de twaalf bustes met keizerportretten uit zijn collectie op te stellen. Aan het einde ervan is een fontein, bekroond met een schelp gedragen door drie kleine Faunen. Het plafond is gedecoreerd met een pergola in schijnperspectief. Deze ruimte is vlak voor de dood van de kardinaal in 1595 volgens zijn wensen ingericht.

Vanuit de Loggia bereik je de Salone del Camino die door een enorme open haard (“camino”) wordt gedomineerd. Deze ruimte deed dienst als feest- en danszaal en is samen met de haard na een ineenstorting van de muren na 1575 door Martino Longhi de Oudere nieuw ingericht. In het midden van de zaal staat prominent opgesteld de beeldengroep van de Galatiër die zichzelf en zijn vrouw doodt. Het oorspronkelijke werk is, net als de stervende Galliër in het Museo Capitolino, oorspronkelijk van brons geweest en heeft deel uitgemaakt van de scuptuur die de tempel van Athena Nikèphoros (“zegebrengend”) in Pergamon versierde. De beelden zijn in opdracht van koning Attalos I gemaakt ter herinnering aan zijn overwinning op het volk van de Galaten. Men vermoedt dat de marmeren kopieën door Iulius Caesar zijn besteld. Zij zijn aangetroffen in het gebied van de Horti Sallustiani, ooit een park dat eigendom van de dictator was.

In dezelfde zaal is tegen de wand de sarcofago Ludovisi opgesteld. De sarcofaag meet 1.53 x 2.73 x 1.37 (hbd), waarbij moet worden gezegd dat de achterwand en oorspronkelijk deksel ontbreken. De sarcofaag is in 1621 opgegraven bij de Porta Tiburtina. Er zijn sporen van verguldsel op het marmer aangetroffen. De scène aan de voorzijde stelt een gevecht voor, waarschijnlijk een Romeins leger en de Goten.

De talloze figuren zijn met vakkundigheid en in goede verhoudingen uitgebeeld. De centrale figuur, de nog jonge aanvoerder te paard, draagt een kruisteken op het voorhoofd. Aanhangers van Mithras dragen dit symbool en dit zou kunnen betekenen dat de voorgestelde persoon Hostilianus is, tweede zoon van keizer Decius (reg. 249-251), van wie wij weten dat hij zich heeft laten inwijden in de Mithrascultus.

Een laatste vermelding verdient nog de Afrodite van Doidalsas, opgesteld in de Anticamera della Duchessa. De beeldhouwer Doidalsas (uit Bithynië, midden derde eeuw vóór Christus) had in de oudheid zijn faam gevestigd met de uitbeelding van een hurkende Afrodite tijdens het nemen van haar bad. Van dit beeld bestaan vele kopieën. In deze versie houdt Eros achter haar een kleed in zijn handen. Links van de godin is een dolfijn afgebeeld. Volgens het oorspronkelijke concept van Doidalsas zit de godin in hurkende houding in afwachting van het water dat een dienares over haar heen zal gooien.