Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Musei Vaticani

De grootste verzameling ter wereld van oudheidkundige kunstwerken bevindt zich in de Musei Vaticani (Vaticaanse Musea). In de afgelopen eeuwen zijn verschillende afdelingen ingericht om de reusachtige collecties te herbergen. Hier volgt een korte beschrijving van vooral de beeldhouwwerken die er bewonderd kunnen worden.

De eerste kunstverzameling van enige betekenis ontstond in de renaissance. Het was paus Sixtus IV (1471-1484, dezelfde die in 1473 de Sixtijnse Kapel liet bouwen) die in 1472 de aanzet gaf tot de bouw van het eerste museum in het Vaticaan. De pauselijke collectie werd ondergebracht in de Cortile del Belvedere, gebouwd door Giacomo da Pietrasanta (geboren in Lucca, 1452-1495) naar een ontwerp van Bramante. De pausen toonden echter op het gebied van kunstbeheer een grote mate van gulheid: kardinalen en bevriende buitenlanders kregen regelmatig een geschenk in de vorm van een antiek kunstwerk. Zo raakte het pauselijk bezit verspreid en zag men pas laat de bijzondere waarde van de Vaticaanse collecties in. De huidige collecties zijn aangelegd in de 18de en l9de eeuw en iedere afdeling draagt de naam van de verantwoordelijke paus(en).

De oprichter van de afdeling Egyptische kunst is paus Gregorius XVI en zijn afdeling (Museo Gregoriano Egizio) bestaat sinds 1839. Hier zijn kunstvoorwerpen samengebracht die oorspronkelijk alkomstig zijn uit het Capitolijns Museum, de Villa Hadriana en het Vaticaan zelf. De afdeling die paus Pius VII Chiaramonti (1800-1823) heeft laten inrichten, het Museo Chiaramonti, is eigenlijk niet meer dan één lange gang van zo’n 300 meter lengte. Dit gedeelte herbergt een grote verzameling bustes en reliëfs, die in een onafzienbare reeks tegen de beide wanden zijn aangeplakt. Bij de inrichting is rekening gehouden met het binnenvallende licht, want de belangrijkste exemplaren zijn opgesteld tegenover de raampjes die hoog in de muur zijn uitgespaard. Dit heeft niet mogen baten, want een vernuft van belichting is deze ruimte nooit geworden.

Hoe anders is dat met de Braccio Nuovo (‘Nieuwe Vleugel’) die er haaks op staat. In de jaren 1817-1822 heeft Raffaele Stern hier een galerij van 8 hij 70 meter ontworpen. Deze gang wordt geflankeerd door nissen waar vele topstukken staan opgesteld. Een kopie van Polykleitos’ Doryphoros (‘lansdrager’) staat verderop in de gang. Polykleitos leefde en werkte in de vijfde eeuw vóór Christus en was vermaard om zijn visie op de proporties van het menselijk lichaam (zijn ‘canon’ of ‘richtsnoer’). Hij schreef er zelfs een theoretisch werkje over dat jammer genoeg niet is overgeleverd. Simpel gezegd komt het erop neer dat de verhoudingen van het lichaam door de afmetingen van het hoofd worden bepaald. Polykleitos’ beelden bezitten steeds een zekere rankbeid.

Bijzonder fraai is het standbeeld van keizer Augustus, naar zijn vindplaats de ‘Augustus van Prima Porta’ genoemd (het werd in 1863 opgegraven op het landgoed van zijn echtgenote Livia, dat de rustieke naam droeg Ad Gallinas, ‘bij de kippen’). De keizer is afgebeeld in de houding van een veldheer die zijn manschappen toespreekt (allocutio). Zijn gezicht straalt eeuwige jeugd, zijn kuras toont de symbolen van zijn goddelijke afkomst. Aan zijn rechtervoet heeft de beeldhouwer het steunprobleem, dat ieder marmeren beeld kent, opgelost door een Cupido op een dolfijn te laten rijden. De keizerlijke familie zei vol trots van de godin Venus af te stammen, moeder van dit liefdesgodje, vandaar…

Augustus van Primaporta, Braccio Nuovo, Vaticaanse Musea.

Heel belangwekkend is het Museo Pio-Clementino, de afdeling aan het noordeinde van de begane grond, tot stand gekomen onder de pausen Clemens XIV en Pius VI. Beroemde vondsten hebben hier een vaste plek gekregen. In de Sala a Croce Greca (‘Zaal van het Griekse Kruis’) staande twee sarcofagen opgesteld van Constantina (dochter van keizer Constantijn de Grote) en Helena (zijn moeder). Midden in de Sala Rotonda (‘Ronde Zaal’) staat een reusachtige, porfieren schaal opgesteld die afkomstig is uit de Domus Aurea (‘Gouden Huis’) van keizer Nero, dit om enige voorstelling te krijgen van de enorme afmetingen en luxueuze aankleding van het keizerlijk ‘optrekje’. In de Sala delle Muse (‘Zaal van de Muzen’) staat in een hoek tegen de wand de herme van Perikles, wellicht het beste portret dat wij van deze Atheense staatsman bezitten; het is een kopie naar een origineel uit de vijfde eeuw vóór Christus van de hand van de beeldhouwer Kresilas. Als we de Sala degli Animali (‘Zaal van de Dieren’) inlopen, zien we de beeldengroep van Meleager (met hond en kop van het Erymantisch everzwijn), een kopie van een werk van Skopas (vierde eeuw vóór Christus).

Het kan niet op: in de Galleria delle Statue (‘Beeldengalerij’) staat een beroemd werk van Praxiteles opgesteld, de Apollo Sauroktonos (‘Apollo die een hagedis doodt’, kopie naar een origineel in brons). Praxiteles was in de vierde eeuw vóór Christus een beroemd beeldhouwer in Athene. Zijn beelden van menselijke gestaltes ademen een sfeer van natuurlijke schoonheid. (Zie zijn opvatting van de Hermes Psychopompos (‘begeleider van de zielen’) in de Cortile del Belvedere. Zijn meest bekende werk is de Aphrodite van Knidos (loop hiervoor even het Gabinetto delle Maschere, ‘Kabinet van de Maskers’, binnen), een voor zijn tijd gedurfd ontwerp, omdat hier voor het eerst in de kunstgeschiedenis de godin helemaal naakt wordt voorgesteld. Als je goed kijkt, lijkt de godin, die voorgesteld wordt op het moment dat zij een bad neemt, even te rillen…

Uit het einde van de vierde eeuw vóór Christus hebben wij werk van Lysippos: de Apoxyomenos (‘zich afschrapende atleet’, in de Sala delle Iscrizioni, ‘Zaal van de Inscripties’). Lysippos (geboren in Sikyon in 390 vóór Christus) was de grootste Griekse beeldhouwer uit de vierde eeuw vóór Christus. Hij markeert de overgang van de klassieke naar de Hellenistische beeldhouwkunst. Zijn beelden hebben ten opzichte van de rest van het lichaam een ‘kleiner’ hoofd (1:8) dan bij zijn voorgangers en zo voert Lysippos een nieuw canon in na Polykleitos (1:7). In zijn beelden streeft hij ongekend realisme na. Deze staan niet geïsoleerd in de ruimte, maar zoeken contact met de toeschouwer. Ze zijn uitgebeeld in een vluchtig moment van wankel evenwicht en ademen een sfeer van grote spanning of diepe concentratie. Lysippos is de meest nagevolgde beeldhouwer geworden zowel in de klassieke oudheid als in de renaissance.

De Apoxyomenos (‘afschraper’) van Lysippos, Sala delle Iscrizioni, Vaticaanse Musea.

Zoals in het begin al is opgemerkt, is het oudste gedeelte van het museum de Cortile del Belvedere. Topstukken hebben hier een ereplaatsje gekregen. Alle aandacht wordt getrokken door de Laokoön, een beeldengroep van Hagesandros en zijn zonen Athanadoros en Polydoros. Hier wordt het verhaal van de Trojaanse priester Laokoön en zijn twee zonen uitgebeeld, terwijl zij door twee slangen worden doodgebeten. De dichter Vergilius vertelt in zijn Aeneïs (tweede boek, vss. 40-56 en 199-227) hoe de priester als enige de Trojanen ervoor waarschuwde het houten paard niet binnen te halen. De speer die hij bij zich draagt, laat hij trillend in het hout belanden en een holle klank voortbrengen, waarop hij de betekenisvolle woorden spreekt:

Quidquid id est, timeo Danaos et dona ferentes.
“Wat het ook voorstelt, ik ben bang voor de Grieken, ook al brengen zij geschenken.”

Laokoön echter wordt voor zijn waarschuwende woorden door de goden gestraft en hoe het met Troje afloopt weten wij, want er is geen Trojaan die hem gelooft…

Johann Joachim Winckelmann (1717-1769) werd hier bijkans lyrisch, toen hij voor het eerst oog in oog kwam te staan met een ander beeldhouwwerk in de Cortile del Belvedere (vanwege zijn achthoekige vorm ook wel Cortile Ottagono geheten). Winckelmann wordt ook wel de eerste, moderne archeoloog genoemd. Hij had een revolutionaire visie op de werkwijze van de archeoloog, die vóór zijn tijd slechts uit was op spectaculaire vondsten en zich niet bekommerde om een verantwoorde opgravingsmethode die de wetenschapper hij verder onderzoek kon dienen. Heel opvallend was zijn onderzoek en waardering van de Griekse kunst, die hem toen slechts bekend was van Romeinse kopieën.

Het absolute meesterwerk was in zijn ogen de Apollo Belvedere, een kopie naar een origineel uit de vierde eeuw vóór Christus van de hand van de beeldhouwer Leochares. De god is hier uitgebeeld hij het hanteren van zijn pijl en boog; zijn mantel heeft hij losjes over een onderarm hangen. Zijn liefde voor dit beeld mag een wetenschappelijke en idolate houding tegenover de Griekse kunst verraden, in het werkelijke leven was Winckelmann fervent op zoek naar de andere, ‘Griekse’ liefde en dát moest een keer misgaan. Op 7 jun. 1769 werd hij in een herberg in Triëst door een Venetiaan, met wie hij tijdelijk vertier zocht, vermoord, omdat… zij het niet eens werden over de prijs.

Tot besluit nog een werk dat, zo verminkt als het tot ons is gekomen, grote invloed heeft gehad (en nog steeds heeft) op de westerse kunst. We lopen het Atrio del Torso (‘Hal van de Torso’) binnen en zien een brok marmer, naar zijn plaats de Torso Belvedere genoemd, waarin slechts de romp van een lichaam valt te herkennen. Het beeldhouwwerk (een atletische gestalte in ruste, zonder armen, benen en hoofd) wordt door de meesten gehouden voor Herakles, gezeten op een leeuwenvel. Het draagt onderaan de signatuur: ‘gemaakt door Apollonios, zoon van Nestor, Athener’, Ἀπολλώνιος Νέστορος Ἀθηναῖος ἐποίει. Deze Apollonios behoorde tot de zgn. neo-Attische school en leefde in Rome aan het eind van de republiek (dat wil zeggen tweede helft eerste eeuw vóór Christus). Ook de vuistvechter (‘Pugile’) in het Palazzo Massimo in Rome is van zijn hand.

Torso Belvedere, Atrio del Torso, Vaticaanse Musea.

Het beeldhouwwerk is, net als de Laokoön, in 1506 gevonden en werd door de renaissancekunstenaars (voorop Michelangelo) hooglijk bewonderd. Het werk wordt samen met de sculptuur van het Zeusaltaar van Pergamon, de Laokoön (beeldengroep van Hagesandros en zijn zonen Athanadoros en Polydoros, zie boven), de beelden uit de grot bij Sperlonga, de twee kentauren in het Capitolijns Museum en de gladiator in het Louvre gerekend tot het late Hellenisme en de Rhodische school. Of zoals archeologe Gisela Richter het eens uitdrukte: “All have the swelling muscles and restless poses favoured in late Hellenistic art.”