Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Horatius

(pagina 1 van 3)

De dichter Quintus Horatius Flaccus (65-8 vóór Christus) was beschermeling en goede vriend van Maecenas, ‘minister van cultuur’ onder keizer Augustus. We weten dat hij ook direct contact had met de keizer, die hem zijn ‘dwaling’ vergaf: Horatius verbleef om redenen van studie in Athene, maar had zich aangesloten bij de troepen van Brutus en Cassius die na de vermoording van Iulius Caesar naar het oosten waren uitgeweken. Hij heeft als tribunus, legerofficier, meegevochten in de slag bij Philippi in 42 vóór Christus. Horatius was toen 23 jaar oud.

Horatius, naar een suggestie van Heinrich Fuhrmann uit 1936 (Museum of Fine Arts, Boston, zie: mfa.org)

Zijn dichterstalent werd reeds vroeg in Rome onderkend en – alles vergeven en vergeten – Horatius kreeg van Maecenas een bescheiden landgoed op Sabijns gebied om er zich in alle rust te kunnen wijden aan de dichtkunst. Daar bleek zijn productie groot te zijn. Direct aan de politiek raakt zijn Carmen Saeculare, het ‘eeuwlied’, dat hij componeerde ter gelegenheid van het eeuwfeest in 17 vóór Christus (zie artikel over de ludi saeculares).

Horatius is een van de weinige dichters uit de oudheid die her en der in zijn geschriften persoonlijke details geeft. In het vervolg zijn twee gedichten te lezen die direct met Romeinse wegen te maken hebben. In de eerste satire is de Via Appia achterliggend motief, in de tweede de Via Sacra in het centrum van de stad.

Geschiedschrijver Suetonius heeft in zijn De viris illustribus, ‘Over beroemde mannen’, een wel heel persoonlijke kant van de dichter beschreven en in genadeloze bewoordingen op zijn seksuele ‘honger’ gewezen.

Ad res Venerias intemperantior traditur; nam speculato cubiculo scorta dicitur habuisse disposita, ut quocumque respexisset ibi ei imago coitus referretur. 
‘Er wordt verteld dat hij, als het om seks ging, zich niet bijzonder kon inhouden. Hij had volgens zeggen z’n slaapkamer uitgerust met spiegels en z’n prostituees overal plaats laten nemen. Zo kon hij, waarheen hij ook maar achteromkeek, er een beeld krijgen van de geslachtsdaad.’
(Suetonius, Vita Horatii, fragm.)

Multatuli – hij kende zijn Latijn –  heeft satire 1.5 goed bestudeerd en de passage waarin Horatius de nacht zonder meisje doorbrengt, maar wel ‘plezier’ beleeft (rr. 82-85), aangehaald om zijn kritiek op ‘neusoptrekkende moraalventers’ te ventileren:

“Zie, daar is iets menselijks in deze vertelling, iets ongemaakts dat vertrouwen inboezemt. (…) Om nu evenwel rechtvaardig te zijn en ook aan Horatius niet meer eer toe te kennen dan hij voor z’n openhartigheid verdient, moeten we bedenken dat hij met een verlicht publiek te doen had, en in zijn tijd niet de minste kans liep voor z’n kwajongensstreek gestenigd te worden. Want… een kwajongensstreek blijft het!”
(Ideeën VII, 1265)

Hij komt dan met een volgende ontboezeming:

“Met meer dan Horatiaanse moed durf ik zeggen dat ik sedert meer dan veertig jaren me nooit te ruste legde zonder probleem. Dat de oplossingen die ik leveren mocht, noch in aantal noch in belangrijkheid, met die inspanning evenredig zijn, doet hier niet ter zake.”
(Ibidem)

Tekst en vertaling van satiren 1.5 en 1.9 zijn op de volgende twee pagina’s te lezen.

Pagina's: 1 2 3