Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Terminologie

absis mv. absides | ook wel apsis mv. apsides, halfronde uitbouw in een ruimte (kerk of ontvangstzaal)

aedilis | ook wel aediel, een lagere Romeins ambtenaar, belast met de zorg voor (de veiligheid van) bruggen, straten, pleinen en openbare gebouwen; brandpreventie behoorde ook tot zijn taken

amfitheater | lett. ‘schouwplaats rondom’ (Gr. ἀμφιθέατρον), niet overdekt gebouw, ovaal van vorm, voor voorstellingen van gevechten tussen mensen onderling of tussen mens en dier

amfoor | kruik, meestal van aardewerk, met twee oren (Gr. ἄμφορα), voor de opslag van wijn, olijfolie en soms vast voedsel (graan)

apotheose | ‘vergoddelijking’ (Gr. ἀποθέωσις), meestal na de dood op senaatsbesluit toegekend aan de keizer

architraaf | in een tempel of groter gebouw de horizontale balk die, onder de dakconstructie, door zuilen wordt gedragen

(h)arena | lett. ‘zand’, strijdperk in een amfitheater

atrium | ontvangsthal in huis of groter gebouw

auditorium | gehoorzaal, bedoeld voor voordrachten en muziek- of theatervoorstellingen

baldakijn | overkapping van het altaar of preekstoel

balustrade | hekwerk aan de rand van een balkon of terras

baptisterium | doopkapel, binnen in een kerk of losstaand daarvan

basilica (basiliek) | multifunctioneel openbaar gebouw met een of meerdere hallen; in christelijke tijd eretitel van een (grotere) kerk

boustrofèdon | lett. ‘meedraaiend met het rund’ (Gr. βουστρόφηδον), term voor een inscriptie waarbij de schrijfrichting om en om gaat (zoals een ploeger zijn voren over de akker trekt)

bucchero | glimmend zwart aardewerk, van origine Etruskisch

campanile | (meestal vrijstaande) klokketoren bij een kerk

capitolium | regeringscentrum van het oude Rome op de Capitolijnse heuvel

catacombe | ondergronds gangenstelsel (Gr. κατὰ κύμβας, ‘bij de groeven’) waar de christenen hun doden bijzetten

cavea | toeschouwersruimte in theater of amfitheater

cella | binnenste ruimte in een gebouw, in een klassieke tempel het allerheiligste deel

centaur (Gr. κένταυρος) | in de Griekse mythologie een wezen dat half mens, half paard en driftig van karakter is

cippus | opstaande rechte steen

cisterne | waterreservoir

colossus (Gr. Κολοσσός) | meer dan manshoog beeld, vernoemd naar het reusachtige beeld dat de zonnegod Hèlios voorstelde en vanuit zee de toegang vormde tot de haven

composiet (‘samengesteld’) | decoratiestijl in de architectuur, waarbij de kapitelen elementen bevatten van zowel de Ionische als Korinthische stijl

confessio | ‘belijdenis’, alias het koor of presbyterium achter het hoofdaltaar

consul |in Romeinse tijd de hoogste ambtsdrager voor de maximale duur van één jaar

cortile | binnenplein

Cosmaten | oorspr. een familie die zich had gespecialiseerd in het leggen van vloeren met gebruikmaking van restanten van marmer

crypte | ondergrondse ruimte in een kerk, meestal onder het koor

cryptoporticus | lett. ‘verborgen gang’, een deels of geheel overdekte gang die twee of meer vertrekken in een gebouw met elkaar verbond, niet openbaar toegankelijk

curia | vergaderzaal voor de senatoren

damnatio memoriae | ‘vernieting van de herinnering’, in de praktijk het uitvegen van namen van uit de gratie gevallen personen

disciplina | vakbekwaamheid, bij de Etrusken de opleiding en expertise van priesters op het gebied van de toekomstvoorspelling (Etrusca disciplina)

domus | ruime en luxueuze woning in de stad, vaak met eigen watervoorziening

Dorisch | decoratiestijl in de architectuur, waarbij de kapitelen geen uitbundige versieringen hebben

encaustische techniek | het door middel van verhitting aanbrengen van decoratie

festoen | muurdecoratie in de vorm van bloemen- en plantenslingers

fresco | een schildering uitgevoerd op de nog niet opgedroogde, verse (It. al fresco) pleisterlaag van een muur of plafond

gladiator | zwaardvechter (van Lat. gladius ‘zwaard’), meest gangbare vechter in het amfitheater

graffito mv. graffiti | op muren en plafonds snel aangebrachte tekst, ingekrast, geschilderd of met roet van het vuur van fakkels

grisaille | schildering in grijstinten, vaak als voorstudie bedoeld, maar ook als secundaire versiering naast grotere polychrome werken

grotesk | grillige versiering genoemd naar de ‘grottekeningen’ aangetroffen in de Domus Aurea; in de renaissance (en later) dienden grottesken vaak als omlijsting van wandschilderingen

halfzuil | zuil die deels, i.e. slechts voor de helft, uit de achterliggende muur opdoemt

hermafrodiet | wezen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken; Hermafroditos was in de Griekse mythologie het kind van de god Hermes en de godin Afrodite

hippodroom | paardenrenbaan, naar het Grieks hippos (ἵππος) ‘paard’ en dromos (δρόμος) ‘weg’

hortus | Lat. voor ’tuin’; het meervoud horti staat vaak voor een ‘park’

hypocaustum | ruimte onder een vloer gestut door zuilen waardoorheen warme lucht werd verplaatst (Gr. ὑποκαυστόν)

insula | woonblok (lett. ‘eiland’) van meerdere verdiepingen

Ionisch | decoratiestijl in de architectuur, waarbij de kapitelen gekrulde motieven hebben

kapiteel | versierd boveneinde van een zuil

karyatide | ‘meisje van Karyai’ (Gr. ), een stad op de Peloponnesos; in de architectuur de benaming van een antropomorfe zuil die de architraaf stut

koepel | (ook wel koepelgewelf) een gewelf dat onderaan begint met een cirkelvormig plattegrond en de vorm heeft van een (nagenoeg) halve bol; de koepel wordt doorgaans gedragen door een tamboer (zie daar)

koor | ruimte achter het hoofdaltaar in een kerk

Korinthisch | decoratiestijl in de architectuur, waarbij de kapitelen bladmotieven hebben; in de vaaskunst verwijst de term naar de in Korinthe vervaardigde vazen

kruisgewelf | gewelf (zie illustratie) dat is opgebouwd uit twee elkaar kruisende tongewelven

latrina | toilet in algemene zin; een openbaar toilet heette forica (‘buitenhuisje’)

loggia | open ruimte, vaak in de vorm van een voorhal (pronaos), voorzien van zuilen met overkapping en balustrade

ludus | sportschool, trainingscentrum voor gladiatoren e.a.

lunet | raam of uitsparing in de wand in de vorm van een halve maan (naar het Lat. luna)

mausoleum | groot pronkgraf, vaak in de vorm van een heuvel (tumulus), genoemd naar koning Maussollos (Gr. Μαύσσωλλος) van Halikarnassos

miliarium | Romeinse mijlpaal dat de afstand tot het centrum van Rome aangaf

mithraeum | onderaardse ruimte, verzamelplaats van belijders van het geloof in Mithras

mozaïek | vloer, figuratief versierd met ingelegde, meestal bont gekleurde stenen; zwart-witte mozaïeken worden monochroom genoemd

necropool | ook necropolis (Gr. νεκρόπολις), lett. ‘dodenstad’, terrein met meerdere graven; bij de Etrusken in de vorm van grote vertrekken om families te begraven, vaak in de vorm van grafheuvels, tumuli 

nymphaeum | bronhuis

oecus | priëelachtige ruimte achter in een Romeinse woning (Gr. οἶκος, ‘vertrek’)

ommegang | ook wel kloostergang, een meestal rechthoekig door zuilen gestutte gang naast een klooster

oratorium | inwendig of uitwendig deel van een kerk dat gebruikt werd uitsluitend om te bidden (Lat. orare)

pasquinade | (ook wel ‘paskwil’) schotschrift, aangeplakt op beelden en kerkdeuren

patricii | het bevolkingsdeel dat in Romeinse tijd tot de hogere sociale klassen werd gerekend (patriciërs)

peperino | bouwmateriaal van tufsteen

peristylium | een met een zuilengang omgeven tuin in een huis of groter complex

pilaster | vierkante platte zuil tegen een muur

plebeii | het bevolkingsdeel dat in Romeinse tijd tot de lagere sociale klassen werd gerekend (plebejers)

podium | een verhoging of het verhoogde grondvlak van een tempel

pontifex | Lat. voor ‘priester’ van hogere orde (lett. ‘bruggenbouwer’, want het toezicht op de bruggen was een verantwoordelijke functie)

porfier | steensoort met ongelijke korrels van grove mineralen

porticus | zuilengalerij, vaak in rechthoekige vorm

quadriga | vierspan, meestal de versiering boven op een triomfboog

regio | mv. regiones, stadswijk, in Ostia en Rome aangeduid door nummers

relikwie | overblijfsel (Lat. reliquum) van een heilige, het bezit waarvan de status van een kerk verhoogt

sacristie | kamer naast de kerk als bewaar- en kleedkamer

sarcofaag | stenen grafkist met historische of mythologische voorstellingen; uit het Gr. σαρκοφάγος, lett. ‘vleesetende steen’, omdat een poreuze steensoort werd gebruikt om de ontbinding sneller te laten verlopen

schip | ook wel beuk, hoofdruimte in een kerk

scudo | Italiaanse munteenheid gangbaar vanaf de tweede helft van de 16d eeuw tot de tweede helft van de 19de eeuw

stemma | familiewapen waaraan een pauselijke of hertogelijke familie herkenbaar is

stucco | versiering van hoofdzakelijk gips en kalk, aangebracht door een vorm in het pleisterwerk

stylobaat | grondvlak (fundering) van een groter gebouw of tempel waarop een rij zuilen rust

tamboer | lett. ’trommel’, het cirkelvormige gedeelte in een gebouw dat een koepel draagt

theater | halfrond, niet overdekt gebouw (Gr. θέατρον) om toneelvoorstellingen te houden

thermen | badhuis (Lat. thermae, Gr. θερμαί) dat ook een multifunctioneel complex kon zijn met bibliotheken en winkels

tholos | cirkelvormige tempel (Gr. θόλος)

titulus | Latijn voor ‘adres’, verzamelplaats voor vroege christenen, in latere tijd de benaming voor een kerk aan huis of logeeradres voor pelgrims

tongewelf | gewelf (zie illustratie) dat in de lengterichting de vorm heeft van een halve cilinder

torso | romp van het menselijk lichaam zonder hoofd en ledematen; het beroemdst is de torso Belvedere (Vaticaanse musea)

transept | andere benaming voor het middenschip in een kerk, dwars staande op het hoofdschip

triclinium | eetzaal met ‘hoefijzeropstelling’ van de aanligbedden

triomfboog | in de vrije ruimte staande boogpoort (Lat. arcus), vaak met drie doorgangen ter herinnering van een illuster feit van een legeraanvoerder of keizer; achter in een kerk de boogconstructie (vaak met tekst) van een halve koepel

triptiek | drieluik, houten paneel met twee uitklapbare delen, alles rijkelijk versierd; het middenpaneel met de hoofdvoorstelling is vaak een Byzantijns icoon

trompe-l’oeuil | optisch bedrog in architectuur en schilderkunst, waarbij de beschouwer op het verkeerde been wordt gezet

tympanon | driehoekige gevel boven de ingang aan de voorzijde van een tempel of groot gebouw

venatio | in scène gezet jachtschouwspel in theater of amfitheater

vomitorium | lett. ‘braakmond’, in- en uitgangspoort in een theater of amfitheater