Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Pantheon

De tempel ᾽die geheel van de goden is’, zoals het woord Pantheon (in het Grieks: πᾶν θεῶν of πάνθειον) kan worden vertaald, is de best bewaarde tempel uit de klassieke oudheid. In de 7de eeuw schonk de Byzantijnse keizer Phocas (602-610) het gebouw aan paus Bonifatius IV (608-615), die het gebouw als kerk liet inwijden: de Santa Maria ad Martyres (‘Heilige Maria bij de martelaren’). Dit heeft ervoor gezorgd dat zeker 90% van de constructie nog intact is.

Keizer Augustus wilde de Campus Martius (‘Marsveld’) herschikken en gaf zijn vlootcommandant, tevens schoonzoon, Marcus Agrippa de opdracht hiertoe. Deze liet in dit gedeelte van de stad in 27 voor Christus het Pantheon oprichten. Op de lijst onder het tympanon (driehoeksgevel) wordt zijn naam vermeld:

M(ARCVS) AGRIPPA L(VCII) F(ILIVS) CO(N)S(VL) TERTIVM FECIT
‘Marcus Agrippa, zoon van Lucius, voor de derde keer consul, heeft (deze tempel) laten bouwen.’

Fontein voor de ingang van het Pantheon, in 1575 ontworpen door Giacomo della Porta, maar in 1711 aangepast op last van paus Clemens XI (rechtsboven is zijn stemma te zien).

Deze tempel, die deel uitmaakte van een badhuis (ook door Agrippa gebouwd) en kleiner was dan het latere Pantheon, is in het jaar 80 verwoest. Cassius Dio (Historia Romana, Ῥωμαϊκὴ Ἱστορία 66.24.2) vertelt dat een felle brand vele grote gebouwen in de as heeft gelegd. Dat was onder keizer Titus, maar het Pantheon is vrij snel onder zijn opvolger Domitianus hersteld. Tijdens de regering van Traianus werd het gebouw door de bliksem getroffen (misschien werkte het vele brons als bliksemafleider). Een lange inscriptie in kleinere letters onder die van Agrippa maakt melding van restauraties onder keizer Septimius Severus en zijn zoon Caracalla.

Het Pantheon op 31-12-2005.

Zijn huidige vorm dankt het aan de herbouw onder keizer Hadrianus. Stempels in de bakstenen wijzen naar het jaar 125. Men denkt dat keizer Hadrianus (117-138), die in architectuur meer dan een hobby zag, zelf de bouwtekeningen heeft aangeleverd. In dat geval zou Apollodorus van Damascus, de belangrijkste architect in die tijd, de eindverantwoordelijkheid gehad kunnen hebben. (Lees voor Hadrianus’ relatie met deze architect het artikel over architecten en kunstenaars.) Over de oorspronkelijke decoratie zegt Plinius de Oudere het volgende:

Agrippae Pantheum decoravit Diogenes Atheniensis. In columnis templi eius Caryatides probantur inter pauca operum, sicut in fastigio posita signa, sed propter altitudinem loci minus celebrata.
‘Het Pantheon van Agrippa is door Diogenes van Athene versierd. Weinig kunstwerken krijgen zoveel waardering als de Karyatiden boven op de zuilen van de tempel: de beelden hebben een plek op de gevel, maar zijn om hun hoge plaatsing minder bekend.’
(Plinius de Oudere, Naturalis Historia 36.38)   

Zuil links voor de achterwand van het voorportaal van het Pantheon.

De functie van het Pantheon heeft in de oudheid al voor discussie gezorgd. Cassius Dio wees in de derde eeuw op de vele godenbeelden (o.a. van Mars en Venus) die in het Pantheon een plek kregen. In onze tijd zoekt men de uitleg in de koepelconsructie, die de hemel zou symboliseren: de oculus (‘oog’), de lichtopening bovenin met een doorsnee van negen meter, stelt de zon aan het hemelgewelf voor en in de tempel zouden de goden van de zeven planeten vereerd worden (suggestie van Mommsen).

De ronde vorm van het Pantheon had te maken met de oorspronkelijk vorm van het warmwaterbad in de thermen van Agrippa. De middellijn en hoogte van de koepel van het Pantheon zijn exact gelijk (43.30 m); de ruimte omvat in wezen een perfecte bol die het midden van de vloer raakt. De Romeinen verstonden het om koepels te bouwen, maar in zo’n omvang was dat nog nooit eerder vertoond. Pas in 1436 heeft de koepel van de dom van Florence, ontworpen door Filippo Brunelleschi, die van het Pantheon overtroffen. Michelangelo heeft de koepel van de Sint Pieter ontworpen, maar uit respect voor de hem onbekende architect van het Pantheon zijn koepel één meter kleiner gehouden. Het Pantheon bestaat zowel in horizontale als verticale richting uit twee delen: een traditionele voorhal leidt naar het ronde centrale gedeelte, een onderbouw in de vorm van een tamboer (‘trommel’) draagt de koepel.

Koepel met oculus in het Pantheon.

Het Pantheon is niet geheel ontsnapt aan rovershanden na de val van het west-Romeinse rijk. In juli 663 bezocht Byzantijns keizer Constans II de stad en liet in twaalf dagen alles wat van metaal was en de monumenten verfraaide, weghalen. De bronzen dakpannen van het Pantheon verdwenen naar Constantinopel. Paus Urbanus VIII gaf de bronzen platen die het plafond van de voorhal afdekten een andere bestemming: kanonnen ter bescherming van het Castel Sant’ Angelo (de Engelenburcht). Er wordt beweerd dat Bernini het brons ook heeft gebruikt voor het baldakijn boven het hoofdaltaar van de Sint Pieter, maar dat kan niet veel geweest zijn, want pauselijke documenten melden dat 90% daarvan naar de kanonnen is gegaan. Het enige brons dat op zijn plaats is gelaten is dat van de deur, hoewel deze vele malen gerestaureerd is.

Zuilbasis in de voorhal van het Pantheon (december 2000).

Een tijd lang heeft het gebouw twee klokkentorentjes gehad (je ziet ze af en toe op schilderijen), maar de bewoners van de stad waren het er algemeen over eens dat zij niet bijdroegen aan de schoonheid van het Pantheon (het leken wel ‘ezelsoren’) en de torentjes zijn weer weggehaald.

Overal zijn er barretjes en eetgelegenheden ‘al Pantheon’.

Het Pantheon is nu, naast een gebedshuis, de laatste rustplaats van enkele beroemde personen: Vittorio Emanuele II (1820-1878), eerste koning van Italië, en zijn zoon en opvolger Umberto I (1878-1900), maar ook de schilder Rafaël (Raffaello Sanzio, 1483-1520). Op het grafmonument van Rafaël (derde nis links) staat een fraaie inscriptie, een elegisch distychon van kardinaal en humanist Pietro Bembo (1470-1547):

ILLE, HIC EST RAPHAEL, TIMVIT QVO SOSPITE VINCI
RERVM MAGNA PARENS ET MORIENTE MORI

‘Dit is hem, hier ligt Rafaël, tijdens wiens leven de grote moeder der dingen vreesde te worden overtroffen en als hij doodgaat te sterven.’
(Met ‘rerum magna parens’ wordt de natuur bedoeld.)

Grafkist van Rafaël in het Pantheon met boven op de rand in één regel de tekst van Pietro Bembo (situatie 1984).

De bronzen ornamenten van de graftombe van Emanuele II zijn gegoten uit het brons van de kanonnen voor de Engelenburcht. Het brons is dus, althans ten dele, op zijn oorspronkelijke plaats terug…