Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Mons Palatinus

Voordat je het Forum Romanum bij de triomfboog van Titus verlaat, kun je rechts de Clivus Palatinus, de helling naar de Palatijn (Mons Palatinus), op. Dit gaat niet kostenloos, want de huidige toegang ligt in de Via Nova (‘Nieuwstraat’), aan de voet van de Palatijn, en de bezoeker wordt langs het trappenhuis dat toegang geeft tot de Orti Famesiani (het park van de adellijke familie Farnese) naar de Palatijn geleid.

Atrium van de Casa di Livia (situatie 1992).

Aan het einde van de Clivus Palatinus kom je op een groot terrein met een wirwar aan muren en gebouwen en dat alles op verschillende niveaus. Vóór de komst van de keizers was de Palatijn de woonheuvel voor de rijkere burgers. We weten dat de redenaar Cicero hier gewoond heeft. Keizer Augustus koos er nog voor om een eenvoudig huis te betrekken aan de achterzijde van de tempel van Apollo en dicht bij de hut (capanna), waar Romulus en Remus hun jeugd zouden hebben doorgebracht. De plek is dus beladen van symboliek.

Habitavit (…) in Palatio, sed nihilo minus aedibus modicis Hortensianis, et neque laxitate neque cultu conspicuis, ut in quibus porticus breves essent Albanarum columnarum et sine marmore ullo aut insigni pavimento conclavia.
‘Hij woonde op de Palatijn, maar in een net zo eenvoudige woning als die van Hortensius en een die niet opviel door ruimte of decoratie, want het bevatte kleine gangen met Albaanse zuilen en kamers zonder marmer of prachtige vloeren.’
(Suetonius, Vita Augusti, 72.1; met ‘Albaans’ wordt peperino of tufsteen bedoeld.)

Suetonius vertelt verder (ibidem) dat de keizer daar meer dan 40 jaar heeft gewoond, zomer en winter, ondanks het feit dat hij de Romeinse winters onaangenaam vond.

Interieur van de Casa di Livia met atrium en drie vertrekken die daarop uitkomen; de wandschildering in het middelste vertrek vertelt het verhaal van Polyphemos die de nimf Galatea het hof maakt (bron: Google Maps). 

Zijn echtgenote had een paar stappen daarvandaan haar eigen optrekje dat bekend is onder de naam Casa di Livia (‘huis van Livia’). Op de rioleringsbuizen (in de Romeinse tijd altijd van lood gemaakt) die hier zijn gevonden, staat haar naam. Het huis vind je bij aankomst midden op het terrein aan je rechterhand. Vroeger kon je erom heen lopen om de ingang te bereiken, tegenwoordig is het gehele gebied afgesloten, omdat de archeologische dienst het huis aan het restaureren is. Een en ander houdt in dat het gebied erachter bij tijd en wijle niet bezocht kan worden.

De Clivus Palatinus, het pad naar de keizerlijke paleizen op de Palatijn.

De geïnteresseerde bezoeker mist daardoor een rondgang langs de tempel van Apollo (officiëel geheten: templum Iovis Victoris et Apollonis, de ‘tempel van de overwinnende Iuppiter en van Apollo’, zwaar in verval, slechts de bakstenen structuur van de fundamenten zijn nog over), de tempel van Cybele (of ook van Magna Mater, de ‘Grote Moeder’, een vruchtbaarheidsgodin die oorspronkelijk in het oosten van het Romeinse Rijk werd vereerd, maar ook in het westen populair is geworden), de paalhutten (die de oudste bewoning van de Palatijn markeren), de trap van Cacus (de reus die Hercules te slim af dacht te zijn door acht runderen uit de kudde die de halfgod van Geryones had gestolen, achterwaarts zijn grot in te trekken; door het geloei van een van de runderen ontdekte Hercules waar ze waren en overmeesterde de reus; de trap zou leiden naar zijn grot onder aan de Palatijn), het paleis van Tiberius (weggestopt onder de Orti Farnesiani) en de cryptoporticus (‘verborgen gang’, die de verschillende paleizen op de Palatijn met elkaar verbond; in 41 zou hier keizer Caligula door zijn eigen lijfwacht zijn vermoord).

Midden op het terrein van de Mons Palatinus een kenmerkende plataan.

Het grootste gedeelte van de Palatijn, het midden ervan en het terrein meer naar het oosten, wordt in beslag genomen door de immense paleizen van keizers uit (de laatste jaren van) de eerste en de tweede eeuw. Centraal gelegen op de Palatijn ligt de Domus Flavia, het paleis dat door keizer Domitianus, uit de familie van de Flavii, is aangelegd (zijn architect was Rabirius), waarschijnlijk bovenop een ouder paleis van keizer Claudius. De opgravingen hiervan zijn begonnen in 1726. Het complex bestond uit (van noord naar zuid) een basilica met aula regia (koninklijke audiëntiezaal), een peristylium (tuin met zuilengang) en een triclinium (eetzaal) met aan beide zijden een nymphaeum (bronhuis). Het triclinium beschikte over een hypocaustum (vloerverwarming), waarvan de vloer gestut wordt met bakstenen zuiltjes (gedeeltelijk zichtbaar). Aan het golvende oppervlak kun je goed zien hoe op sommige plekken de zuiltjes het hebben begeven. Net als bij de nymphaea was de vloer overal versierd met opus sectile (ingelegde platen van gekleurd marmer).

Naast de Domus Flavia lag de Domus Augustana, de privé vertrekken van de keizer sinds de regering van Domitianus. Vanuit het uiteinde van dit complex heb je een prachtig uitzicht op het Circus Maximus. Hier ergens moeten ook de keizers hun balkon hebben gehad vanwaaruit zij de wagenrennen konden volgen zonder plaats te hoeven nemen in de keizerlijke loge in het Circus Maximus zelf. Wanneer je terug in het gebouw in de diepte tuurt, wordt het duidelijk dat dit gedeelte van het paleis zeker twee à drie verdiepingen moet hebben geteld. Aan de zuidkant lag een peristylium, waarop diverse vertrekken uitkwamen.

Nymphaeum (fontein) in de Domus Augustana.

Over de rand kijkend van het paleis zie je op de zuidelijke helling van de Palatijn de resten van het paedagogium, een langgerekt gebouw met kamers en een gang met in het midden een apsis (halfronde uitbouw). De paedagogi waren in de keizerlijke hofhouding speciale slaven (het woord page is ervan afgeleid) die in de onmiddellijke nabijheid van de keizerlijke familie hand-en-spandiensten verleenden, Zij werden meestal op hun knappe uiterlijk geselecteerd. Het paedagogium zou een ruimte kunnen zijn waar deze dienaren de mantels van keizerlijke familie beheerden, want je had hier de uitgang naar het Circus Maximus. Graffiti met teksten als exit de paedagogio (‘hij is uit het paedagogium gekomen’) zouden echter ook erop kunnen wijzen dat het om een gevangenis gaat. De plek werd dus eufemistisch een ‘heropvoedingscentrum’ genoemd. Op een wand van het paedagogium is trouwens de vroegste afbeelding (een graffito) van het kruis als martelpaal afgebeeld (de ontdekking stamt uit 1856, zie bijv. Encyclopaedia Romana; overigens is de gekruisigde als een ezel afgebeeld).

Ten Oosten van de Domus Augustana ligt het hippodroom, een stadion van 88 meter lengte dat Domitianus binnen de muren van zijn paleis heeft laten aanleggen. Wat de precieze functie ervan is geweest blijft onduidelijk: een zuilengang met tuin, een privé park of toch een renbaan voor paardenraces? De ruimte is duidelijk te krap om er paardenrennen te houden. Als het al een renbaan is geweest, dan zullen atleten er gebruik van hebben gemaakt om er te oefenen. De onderzoekers zien er vooralsnog een voor groot uitgevallen tuin in. In Ieder geval vond keizer Septimius Severus (late tweede eeuw) het belangrijk genoeg om het te laten restaureren. Intrigerend is de elliptische aanbouw (alleen de contouren ervan zijn op de grond nog zichtbaar) in het westelijk gedeelte van het hippodroom. Vast staat dat het uit de tijd van Theoderik I, koning van de Ostrogoten (†451) stamt, toen deze een tijd lang in Rome verbleef. De vorm duidt op een arena, maar in de vijfde eeuw waren gladiatorenspelen volledig passé. We houden het om een ommuring van een tuin.

Hippodroom naast de Domus Augustana; porticus of renbaan?

Achter het hippodroom (zuid-oostelijke richting) staan de restanten van de thermae (badhuis) en het belendende paleis van Septimius Severus. Dat laatste is het beste te zien vanuit het Circus Maximus. Een rij imposante bogen moet een hoog gebouw hebben gedragen, vanwaaruit de keizer een goed uitzicht had op de wagenrennen. Van het badhuis valt niets meer te reconstrueren. Wel is bekend dat dit badhuis zijn water betrok van de Aqua Claudia (waterleiding aangelegd in de tijd van keizer Claudius), want resten van deze waterleiding zijn op slechts tientallen meters afstand getraceerd.

Op de meest zuid-oostelijke punt van de Palatijn heeft het septizodium (volgens sommigen septizonium) gestaan, een façade van wel drie verdiepingen hoog die Septimius Severus in 203 na Christus heeft laten bouwen. De precieze functie ervan ontgaat de wetenschap. Het zou bedoeld kunnen zijn zomaar om te pronken, want op dit punt leidde de Via Appia de reizigers de indrukwekkende stad binnen. Het kon ook bedoeld zijn geweest als toegangspoort naar de Palatijn, maar een toegangsweg is op die plek nooit gevonden. Misschien is het een reusachtig nymphaeum (bronhuis) geweest. De naam zou kunnen wijzen op de zeven (Latijn: septem) beelden van de planeten die hier opgesteld waren. De laatste restanten van het bouwwerk zijn onder paus Sixtus V afgebroken en voor ons oordeel zijn we aangewezen op de Forma Urbis (de oude stadskaart van Rome) of op tekeningen uit de renaissance.