In klassiek Rome gold een verbod op begraven binnen de stadsmuren. Daarbuiten was het gebruikelijk langs de wegen die naar de stad leidden, de doden een laatste rustplaats te geven. Wie over de oude Via Appia heeft gelopen, zal de ervaring hebben gehad links en rechts allerlei grafmonumenten van verschillende omvang te hebben waargenomen.
Het gold als een ware kunst met je monument de aandacht van de voorbijganger te trekken. Hoe dichter het bij de stad lag, hoe meer de overledene (en zijn familie) opviel. Bakker Eurysaces was iedereen de baas door zijn grafteken, opgericht rond 30 vóór Christus, in de vorm van inderdaad… een bakkersoven, ten oosten van Rome pal tegen de stadsmuur aan te bouwen. Het valt te bewonderen, wanneer je de buitenkant (oostzijde) van de Porta Praenestina, huidig Porta Maggiore, beziet. De man, vrijgelatene en succesvol ondernemer, moet met zijn bedrijf een fortuin hebben gemaakt, want zo’n exquisiete plek kon zich niet iedereen veroorloven.
Voor de keizerlijke familie werd in die zin een uitzondering gemaakt, dat haar leden op senaatsbesluit toestemming kregen hun laatste rustplaats binnen de stadsmuren te krijgen. De Campus Martius, het Marsveld, was daartoe de meest geschikte plek, omdat daar nog de ruimte kon worden gevonden.
Het grafmonument van de heilige Constantina, dochter van keizer Constantijn, ver buiten de oude stadsmuren van Rome, wordt in dit artikel beschreven.
Mausoleum van Caecilia Metella ♣
Anderhalve kilometer voorbij de Porta San Sebastiano, ter hoogte van de derde mijlpaal, ligt het grootste graf, aan de linkerhand wanneer je de stad bent uitgelopen. Hier lag Caecilia Metella begraven en haar graf wordt, gezien de omvang ervan, met recht ‘mausoleum’ genoemd. Zij was de dochter van Quintus Caecilius Metellus, consul in 69 vóór Christus en bijgenaamd Creticus, ‘de Kretenzer’, vanwege zijn onderwerping van Kreta. Zij was de echtgenote van Marcus Licinius Crassus, de zoon van Iulius’ Caesar partner tijdens het eerste triumviraat.

De gigantische afmetingen moesten symbool staan voor de rijkdom en het prestige van de familie van de Caecilii. Een vierkant vlak vormt het fundament voor een reusachtige cilinder, die ooit met aarde en beplanting afgedekt is geweest. De rondbouw bevat nog steeds grote delen van de oorspronkelijk bekleding van travertijn, die op enkele stukken na uit het voetstuk is verdwenen.
Het interieur (tegenwoordig ook te bezichtigen) behelst een ronde, licht naar boven taps toelopende grafkamer met een diameter van 6,5 meter. Het vertrek reikt net zo hoog als de graftombe zelf. De buitenste rand helemaal bovenaan is een borstwering met kantelen en stamt uit de late middeleeuwen, toen de familie der Caetani het graf bij hun kasteel trokken en als verdedigingstoren gebruikten.
Mausoleum van Augustus ♣
Na de beëindiging van de oorlog tegen Marcus Antonius (slag bij Actium op 2 september 31 vóór Christus) en zijn terugkeer uit Egypte begon Augustus in 29 vóór Christus aan de bouw van een groot grafmonument voor zichzelf en zijn familie. Dat was nog voordat hij in 27 vóór Christus officieel tot keizer werd uitgeroepen.
Er was ruimte gevonden in het noordelijk deel van de Campus Martius. Samen met de Ara Pacis en het Horologium, de zonnewijzer, vormde het een architectonisch geheel met een bijzondere symboliek.
Id opus inter Flaminiam viam ripamque Tiberis sexto suo consulatu extruxerat circumiectasque silvas et ambulationes in usum populi iam tum publicarat.
“Dit bouwwerk had hij tussen de Via Flaminia en de oever van de Tiber laten aanleggen tijdens zijn zesde consulaat en hij had toen al het omliggende park en de wandelpaden voor het publiek opengesteld.”
(Suetonius, Augustus 100)
Het eerste voorbeeld van een graf met zulke afmetingen was dat van Mausolos (Gr. Μαύσωλος of Μαύσσωλος), satraap van Perzië in Halikarnassos. Zijn graf stamt uit de jaren 353-350 vóór Christus. Dit bouwwerk werd naar hem het Mausoleum (Gr. Μαυσωλεῖον of Μαυσσωλεῖον) genoemd, wat een term is geworden voor alle grotere grafmonumenten uit latere tijd.
Het mausoleum van Augustus had de vorm van een tumulus: een grafheuvel. Het was cirkelvormig met een diameter van minstens 87 meter en droeg een dak van aangestampte aarde waarop cipressen waren geplant. Voor de muurconstructie is hoofdzakelijk travertijn gebruikt. Boven op de onderste structuur was een ommegang met bogen gebouwd. Het geheel werd bekroond door een standbeeld van de keizer.
Τὸ Μαυσώλειον καλούμενον, ἐπὶ κρηπῖδος ὑψηλῆς λευκολίθου πρὸς τῷ ποταμῷ σῶμα μέγα, ἄχρι κορυφῆς τοῖς ἀειθαλέσι τῶν δένδρων συνηρεφές· ἐπ’ ἀκρῷ μὲν οὺν εἰκών ἐστι χαλκῆ τοῦ Σεβαστοῦ καίσαρος, ὑπὸ δὲ τῷ σώματι θῆκαί εἰσιν αὐτοῦ καὶ τῶν συγγενῶν καὶ οἰκείων, ὄπισθεν δὲ μέγα ἄλσος περιπάτους θαυμαστοὺς ἔχον.
“Het zogeheten Mausoleum, een groot bouwwerk op een hoog podium van marmer, gelegen aan de rivier, tot helemaal bovenop bedekt met altijd groene bomen. Op de top staat een bronzen beeld van keizer Augustus, onder het bouwwerk bevindt zich zijn graf en dat van familieleden en verwanten en erachter heb je een groot hof met prachtige lanen.”
(Strabo, Geographica 5.3.8)
Alleen het onderste deel van het bouwwerk is nagenoeg intact gebleven. De ingang is nog steeds zichtbaar en bevindt zich aan de zuidzijde. Hier stonden twee bronzen zuilen waarop de Res Gestae, ‘krijgsverrichtingen’, van keizer Augustus waren te lezen (de tekst die nu in plakkaten van marmer tot ons is gekomen, betreft een kopie). Het interieur laat een opbouw van concentrische cirkels zien. Je doorkruist twee gangen, voordat je de kern bereikt. Twaalf loze en afgesloten vertrekken in elke ring omgeven het geheel, waarschijnlijk bedoeld om de druk vanuit de hogere gedeelten te verlichten. Langs de wanden in de gangen waren plekken vrijgelaten om de urnen met de asresten van Augustus cum suis op te stellen.

De eerste bijzetting was die van Augustus’ neef Marcellus († 23 vóór Christus), beoogd troonopvolger, maar vroegtijdig gestorven. De volgende was die van zijn schoonzoon Agrippa († 12 vóór Christus), Augustus’ belangrijkste generaal en vertrouweling. Daarna kwamen zijn stiefzoon Nero Claudius Drusus († 9 vóór Christus) en zijn kleinzonen Lucius († 2) en Gaius († 4), de zonen van Agrippa en Augustus’ dochter en enig kind Iulia.
Zelf is de keizer in het jaar 14 bijgezet. Hij leefde in onmin met zijn dochter Iulia en had besloten haar en haar dochter geen plaats in de grafheuvel te gunnen. Zijn (tweede) vrouw Livia volgde hem in 29. Ook de keizers Tiberius, Caligula, Claudius en Nerva hadden hier hun laatste rustplaats. De bijzetting van de laatstgenoemde is opvallend, want hij maakte geen deel uit van de familie van Augustus.
Bij nadere bestudering van de Forma Urbis, stadsplattegrond uit de tijd van Nerva (eind eerste eeuw), lag direct ten zuiden van het mausoleum en tegenover de ingang van het grafmonument een huizenblok met bordelen. Weinig verheffend voor een laatste rustplaats van de keizers van Rome…

Het is niet bekend hoe gestage ontmanteling van de grafheuvel in zijn werk is gegaan. In de middeleeuwen was het gebied in het bezit van de familie Colonna die de heuvel tot een burcht liet ombouwen. Daarna heeft hij diverse malen van bezitter gewisseld.
In 1780 is op de fundamenten die er nog van restten een schouwburg gebouwd, gefinancierd door de portugees Vincenzo Mani Correa. Naar hem is de schouwburg ‘Anfiteatro Correa alla Romana’ gaan heten en werd gebruikt voor diverse evenementen: concerten, vergaderingen, ja zelfs circusvoorstellingen. Het gebouw wisselde vaak van naam: het werd ook Anfiteatro Corea (inderdaad met één ‘r’), Anfiteatro Umberto I en op het laatst Teatro Augusteo genoemd.
Benito Mussolini helpt bij het slopen van de gebouwen rondom het mausoleum
van Augustus (bron: Luce, september 1934).
In 1937 kwam er een einde aan dit bouwwerk. Dictator Mussolini wilde de stad haar klassieke erfgoed teruggeven. De ware reden was zijn eigen bouwproject, de Piazza Augusto Imperatore (en daartoe behorende gebouwen), en hiervoor moesten oudere gebouwen wijken. Foto’s en filmmateriaal uit die tijd laten Mussolini zien die staande op het dak ‘een handje helpt’ en de slopershamer hanteert.

Wie het geduld kan opbrengen om een driedimensionale presentatie van het mausoleum te doorstaan, kan hier (in het Italiaans) terecht.
Mausoleum van Hadrianus ♣
De tweede keizer die ons zijn eigen mausoleum heeft nagelaten, is Hadrianus. Het Mausoleum Hadriani, ook genoemd Antoninorum Sepulchrum, ‘graf van de Antonini’, of in het Grieks Ἀντωνινεῖον, is in onze tijd beter bekend onder de naam Castel Sant’ Angelo, ‘Engelenburcht’. Het ligt ten noordwesten van het oude gedeelte van de stad, aan de overzijde van de Tiber. Dit was het gebied van de horti (park) van Domitia. Om een verbinding te maken met de Campus Martius is in het jaar 134 daartoe speciaal de pons Aelius (huidig Ponte Sant’ Angelo) aangelegd.
De keizer zelf heeft de voltooiing van het bouwwerk niet meegemaakt, want hij stierf een jaar daarvoor in 138. Het geheel wordt gedragen door een vierkant grondvlak van 89 bij 89 meter, en wel vijftien meter hoog. Het monument zelf is cilindrisch van vorm met een diameter van 64 meter en een hoogte van 21 meter. Het gaat om een constructie van bakstenen, bekleed met marmer. Diverse marmeren plakkaten hingen aan de buitenzijde met teksten die de daden van de keizers memoriseerden.
Hadrianus zou zijn eigen grafschrift hebben geschreven, waarvan een replica aan de muur in de gang naar het binnenste van het monument is opgehangen.
Animula, vagula, blandula
hospes comesque corporis,
quae nunc abibis in loca
pallidula, rigida, nudula,
nec, ut soles, dabis iocos?
“Lief zieltje, dat steeds op weg is,
gastheer en reisgenoot van het lichaam,
naar welke plek zul jij nu vertrekken,
vaal, ruig, kaal,
en waar je geen grapjes zult maken, zoals jij altijd deed?”
(Historia Augusta 25.8)
De huidige ingang ligt drie meter hoger dan de oorspronkelijke. Aan het einde van een lange gang bevond zich een hal met een nis waarin waarschijnlijk het kolossale standbeeld van Hadrianus moet hebben gestaan (het hoofd bevindt zich in de Vaticaanse Musea; het hoofd dat in de burcht wordt tentoongesteld is dat van Antoninus Pius). Vier lichtschachten moesten de duisternis tegengaan.

Een gang die zich als een wenteltrap om de as van het gebouw slingert, leidde naar de vertrekken waar de asurnen stonden opgesteld. Centraal gelegen is de eigenlijke grafkamer, voorzien van drie nissen. In de nok waren vensters aangebracht. Procopius (Historia Romana 97.12) beschrijft dat het grafmonument geheel bedekt was met Parisch marmer, waarvan de stukken naadloos aaneensloten. Bovenop de omheining stonden beelden van ruiters en hun paarden, eveneens van Parisch marmer. De hoogte van het gebouw oversteeg die van de stadsmuren. Van de vergulde, bronzen pauwen die er stonden, bevinden zich er twee in het Vaticaan, waar zij de reusachtige pigna (pijnappel) op de Cortile Belvedere flankeren.
Keizer Hadrianus, zijn vrouw Sabina en zijn opvolgers Antoninus Pius, Marcus Aurelius, Lucius Verus, Commodus, Septimius Severus en Caracalla zijn hier bijgezet. De bijzetting van Caracalla geschiedde in het geheim, want hij was niet bepaald populair bij de Romeinse bevolking.
Τοῦ δ᾽ οὖν Ἀντωνίνου τό τε σῶμα ἐκαύθη καὶ τὰ ὀστᾶ ἐν τῷ Ἀντωνιναιῴ κρύφα νυκτὸς ἐς τὴν Ῥώμην κομισθέντα ἐτέθη. Πάνυ γὰρ πάντες οἱ βουλευταὶ καὶ οἱ ἰδιῶται, καὶ ἄνδρες καὶ γυναῖκες, ἰσχυρότατα αὐτὸν ἐμίσησαν, ὥστε καὶ λέγειν καὶ ποιεῖν πάντ᾽ ἐπ᾽ αὐτῷ ὡς καὶ πολεμιωτάτῳ.
“Ze cremeerden het lichaam van Antoninus en zijn asresten werden ’s nachts heimelijk naar Rome gebracht en bijgezet. Werkelijk iedereen, senator of gewoon burger, man of vrouw, had de grootste hekel aan hem gekregen: hij was hun grootste vijand, wat bleek uit alles wat zij over hem zeiden of met hem deden.”
(Cassius Dio, Historia Romana, 79.9.1; met Antoninus wordt Caracalla bedoeld)
Het bouwwerk heeft veel te lijden gehad onder het beleg door de Goten in 537. De belegerde Romeinen wisten zich geen raad en hebben uiteindelijk de marmeren beelden aan stukken gesmeten om daarmee de vijand te bekogelen.
Τινα ὀλίγον ἔκπληξις τοῖς Ῥωμαίοις ἐγένετο οὐκ ἔχουσι καθ᾽ ὅτι χρὴ ἀμυνομένους σωθῆναι, μετὰ δὲ ξυμφρονήσαντες τῶν ἀγαλμάτων τὰ πλεῖστα μέγαλα λίαν ὄντα διέφθειρον αἵροντές τε λίθους περιπληθεῖς ἐνθένδε χερσὶν ἀμφοτέραις κατὰ κoρυφὴν ἐπι τοὺς πολεμίους ἐρρίπτουν, οἱ δὲ βαλλόμενοι ἐνεδίδοσαν.
“Even waren de Romeinen radeloos en wisten niet hoe zij zich moesten verdedigen om te overleven. Daarna kwamen zij tot een unaniem besluit: zij sloegen de meeste beelden, die heel groot waren, stuk, pakten de ontelbare brokstukken op en lieten die van hun plek met beide handen boven op de vijanden neerkomen. Onder deze regen van kogels weken zij terug.”
(Procopius, De Bellis V 22.22)
Het mausoleum werd al vrij vroeg een fort. Vanwege zijn hoogte kreeg het de beschrijving inter nubes, ’tussen de wolken’. Naast fort diende het ook als gevangenis en pauselijke zomerresidentie. Het grote standbeeld dat nu de top ervan versiert, is dat van aartsengel Michael en werd er geplaatst na een visioen van paus Gregorius I (de Grote): hij zag de engel hem helpen de pestepidemie in het jaar 590 te bestrijden door het trekken van zijn vlammend zwaard.