Van Lucius Caesar tot tempel van Saturnus
Het Forum Romanum is te groot en te rijk van inhoud om in dit bestek uitgebreid op alle zaken die er te zien zijn in te gaan. We maken daarom een korte rondgang langs de dingen die aandacht verdienen. We beginnen bij de noordoostelijke ingang van het Forum Romanum (die vanaf de Via dei Fori Imperiali, de door Benito Mussolini aangelegde boulevard tussen het Colosseum en het monument van Victor Emanuel), nemen het pad schuin naar beneden en gaan dan rechts de Sacra Via op. Onze tocht gaat tegen de klok in.
Besproken onderwerpen:
Argiletum
Basilica Fulvia et Aemilia
Comitium
Curia
Decenniumbasis
(inscriptie van) Lucius Caesar
Miliarium Aureum
Rostra
Sacra Via
(tempel van) Saturnus
(triomfboog van) Septimius Severus
Umbilicus Urbis
Venus Cloacina
Volcanale

De Sacra Via (‘heilige weg’) is wellicht de oudste weg van de mensheid. Het Forum Romanum was voorheen een gebied waar het moerassig en slecht toeven was. De mensen meden het om geen ziektes op te lopen en woonden voornamelijk op de Palatijn. Daar hebben de archeologen de oudste resten van bewoning aangetroffen in de vorm van paalhutten. Uit die vroegste tijd zijn alleen graven aangetroflen. Pas toen de Romeinen in staat waren het gebied droog te leggen, werd dit de plek waar gehandeld en vergaderd werd. De aanleg van een weg die aansloot op het wegenstelsel ten zuiden van de stad opende voor de Romeinen nieuwe markten.
Ibam forte via Sacra, sicut meus est mos,
nescio quid meditans nugarum, totus in illis:
accurrit quidam notus mihi nomine tantum
arreptaque manu ‘quid agis, dulcissime rerum?’
‘suaviter, ut nunc est’ inquam, ‘et cupio omnia quae vis’.
“Ik liep eens over de Heilige Weg, wat ik wel vaker doe,
met iets onbenulligs in gedachten, maar wel volledig daarin verzonken.
Komt me daar iemand op mij afgerend, die ik alleen van naam ken.
Hij schudt mij de hand: ‘Beste kerel, hoe gaat het met je?’
‘Tot nu toe lekker’, zei ik, ‘en jou wens ik het beste toe.’
(Horatius, Satire 1.9, eerste vijf regels; het hele gedicht kun je hier lezen)
Direct rechts van de weg op de hoek van het pad omlaag en de Sacra Via is een grote steen met inscriptie opgesteld, die Lucius Caesar, kleinzoon van keizer Augustus en 14 jaar oud, vermeldt als Princeps Iuventutis (‘leider van de jeugd’) en consul, verkozen voor het volgend ambtsjaar:
L.CAESARI AVGVSTI F. DIVI N
PRINCIPI IVVENTVTIS COS.DESIG
CVM ESSET ANN. NAT. XIIII AVG
SENATVS
“Voor Lucius Caesar, zoon van de vergoddelijkte Augustus, leider van de jeugd en aangewezen consul, toen hij veertien jaar oud was.
Augustus en de senaat.”

Deze inscriptie (zoals gebruikelijk zijn woorden als “(zij) hebben laten oprichten” weggelaten) dateert van het jaar 2 vóór Christus. Lucius Caesar, beoogd opvolger van Augustus, stierf echter vier jaar later. De vondst van de inscriptie in 1899 heeft bevestigd dat het poortgebouw aan de zuidoostelijke kant van de Basilica Aemilia de Porticus Gaii et Lucii (‘Zuilengang van Gaius en Lucius’, genoemd door geschiedschrijver Suetonius, Leven van Augustus, 29.4) moet zijn geweest. In latere tijd heette de doorgang Porticus Iulia.

Het grote gebouw erachter is de Basilica Fulvia et Aemilia ♣ (kortweg de Basilica Aemilia). Deze markthal telde twee verdiepingen en de centrale hal meet 24 hij 94 meter. Bronnen vermelden dat deze is opgericht door de censoren Marcus Aemilius Lepidus en Marcus Fulvius Nobilior in het jaar 575 AUC (ab urbe condita, ‘na de stichting van de stad’), d.w.z. in het jaar 179 vóór Christus. Het gebouw is diverse keren gerestaureerd na het uitbreken van een brand. Een van de laatste keren dat het werd verwoest was in 410 tijdens de plundering van Rome door de troepen van Alarik (24 t/m 26 augustus). In de vloer zijn her en der groene puntjes te zien: restanten van zilver en brons, vooral munten, die door de hitte van het vuur in het marmer zijn gesmolten.

Iets verderop stond het heiligdom van Venus Cloacina (alleen de contouren zijn aan de kant van de weg te zien, vlakbij de treden die naar de Basilica Aemilia leiden). Het had een ronde vorm (diameter ong. 2½ meter) en muren van marmer. Hier kwam de Cloaca Maxima (de ‘hoofdriool’) op het Forum Romanum uit en aanvankelijk werd deze plek vereerd met de aanbidding van Cloacina (‘godin van de riool’). Later is de cultus uitgebreid met die van de godin van de liefde Venus en kreeg het bouwwerkje zijn definitieve naam. Het is ook de plek waar volgens de legende Lucius Verginius zijn eigen dochter doodde om haar uit de macht van tienman (decemvir) Appius Claudius te houden (zoals te lezen bij Livius, AUC 3.44 e.v.).
Rechts om de hoek van de Basilica Aemilia loopt het Argiletum, een weg die in noord-oostelijke richting vanuit het Forum Romanum naar de Subura leidde, een armenwijk in het oude Rome. Hier werd aanvankelijk klei (argilla) gewonnen om daarvan vazen in de ovens in de buurt te bakken. Het Argiletum heeft in de tijd van de keizers Domitianus en Nerva moeten plaatsmaken voor de aanleg van het Forum Transitorium (“Doorgangsforum”).

Het grote, bruine bakstenen gebouw voorbij het Argiletum is de Curia, het senaatsgebouw. Hier kwamen de senatoren bijeen om hun vergaderingen te houden. Het allereerste gebouw is door koning Tullus Hostilius opgericht en werd naar hem de Curia Hostilia genoemd. Na restauraties heeft het gebouw steeds de naam van zijn financier gedragen: Curia Cornelia (80 vóór Christus, naar Lucius Comelius Sulla ‘Felix’, de ‘gelukkige’), Curia lulia (50 vóór Christus, naar Gaius Iulius Caesar). De marmeren vloer dateert uit de tijd van keizer Diocletianus (284-305). De deuren met het beslag in brons zijn een kopie: de originele deuren zijn in de 17de eeuw door architect Francesco Borromini naar de Sint Jan van Lateranen verplaatst.

Zoals de Curia er nu uitziet, dateert deze uit de 7de eeuw na Christus, toen onder paus Honorius I het gebouw een kerk werd, gewijd aan de heilige Hadrianus (San Adriano). De vloer bestaat uit veelkleurig, ingelegd marmer (opus sectile). De marmeren brokstukken die in de Curia staan opgesteld waren ooit versieringen van de Rostra (het spreekgestoelte midden op het Forum Romanum). Afgebeeld zijn bijv. een suovetaurile (offer van varken, schaap en stier) en de annona (graanuitdeling door de keizer, in dit geval Traianus).

Op het plein vóór de Curia werden in de oudste tijd vergaderingen gehouden en is daarom het Comitium gaan heten (van het Latijn com-ire, samen-komen). Het herbergt de oudste resten van het Forum Romanum. Je moet ervoor het trappetje nemen om onder het huidige straatniveau te komen en het oude niveau te bereiken. De ruimte is echter voor het publiek niet toegankelijk. In 1899 heeft archeoloog Giacomo Boni hier de Lapis Niger (‘zwarte steen’) gevonden. d.w.z. een vloer van zwart marmer met een stuk van een zuil die een gewijde plaats markeert. Op de zuil staat in slingertekst (boustrofèdon) een heilige wet (lex sacra) in het oudst bekende Latijn. Hieruit heeft men de conclusie getrokken dat het om de plaats zou gaan die de oude Romeinen aanzagen voor het graf van Romulus.
Overigens is Boni tijdens zijn opgravingswerk reeds gestuit op een ruimte onder de Curia, aan de rand van het Comitium, waarin zich in zijn ogen een cisterne of badkuip bevond. Hij schonk er verder geen aandacht aan. Recent onderzoek door archeologe Patrizia Fortini wijst uit dat juist dít de grafkamer van Romulus moet zijn geweest: een ruimte die in de zesde eeuw vóór Christus uit eerbetoon aan de stichter van de stad is ingericht (zie bijv. Het Parool en een foto – duidelijk zichtbaar is een grafkist met daarvoor een rond altaar – in de Italiaanse versie van National Geografic).

Als je goed om je heen kijkt, zie je op het Comitium allerlei stenen met inscripties. De meeste bezoekers hebben er geen aandacht voor. Voor de trappen van de Curia valt het volgende te lezen op zo’n steen (CII. VI, 36856):
MARTI INVICTO PATRI
ET AETERNAE VRBIS SVAE
CONDITORIBVS
DOMINVS NOSTER
I[…MP(ERATOR) MAXENTIVS P(IVS) F(ELIX)…]
INVICTVS AVG(VSTVS)
“Voor de onoverwinnelijke vader Mars en aan de stichters van zijn eeuwige stad. Onze heerser keizer Maxentius Pius Felix, onoverwinnelijke Augustus.”
De op één na laatste regel is onleesbaar gemaakt vanwege de damnatio memoriae (het weghalen uit de herinnering): de genoemde keizer is later in ongenade gevallen.

quoiho …
… sakros es
ed sord …
… iaias
recei : i …
…euam
quos : r …
…m : kalato
rem : ha …
… od : io uxmen
takapia : dotau …
…m : i : te : r p e …
…m : qouiha
…uelod : nequ…
…od : iouestod
loiuquiodpo
(Tekst op de zuil bij de Lapis Niger)
Tegenover de Curia, aan de overzijde van de weg, zie je de Decenniumbasis, restant van een voetstuk (2×2 m.) van een erezuil. De zuil herdenkt het twintigjarig bestaan van het dubbele keizerschap van Diocletianus en Maximianus (samen met het tienjarig bewind van hun vice-keizers Constans en Galerius) in 304. Op de noordzijde van de basis wordt dit duidelijk gemaakt door de voorstelling van twee gevleugelde Victoriae (allegorieën van de overwinning) die een schild ophouden met een wij-inscriptie:
CAESARVM DECENNALIA FELICITER
“Tienjaarstermijnen van de keizers succesvol (volbracht).”
De zuil was een van de vijf zuilen die achter op de rostra (zie hieronder) stonden, zoals wij dat kunnen zien op een reliëf op de triomfboog van keizer Constantijn. Het bijzondere aan de zuilbasis is de afbeelding van een suovetaurile (offer van varken, schaap en stier).

Links van de triomfboog staan, achter de Decenniumbasis, de restanten van de Rostra, de sprekerstribune waar beroemde politici het volk hebben toegesproken. Oorspronkelijke afmetingen: 24 x 12 x 3 m. (lbh). De huidige plaats is door Julius Caesar aangewezen, want daarvóór werden toespraken op het Comitium gehouden. De naam dankt deze plek aan de overwinning hij de zeeslag bij Antium in 338 vóór Christus, toen de snebben (rostra) van de buitgemaakte schepen losgezaagd en hier opgesteld werden. In 43 vóór Christus hingen ook het hoofd en de handen van de redenaar Cicero aan de Rostra. Het was de wens van Antonius om op deze wijze af te rekenen met zijn politieke tegenstander.

De reusachtige triomfboog van Septimius Severus kan niemand ontgaan. De boog is opgericht in 203 ter ere van het tienjarig bewind van de keizer. In de Middeleeuwen heeft de boog deel uitgemaakt van een ander complex, wat de goede staat verklaart waarin de boog zich tegenwoordig bevindt. Met zijn afmetingen van 23 x 25 m. (hb) is het een van de grootste triomfbogen die uit de Romeinse oudheid nog overeind staan. De keizerlijke quadriga (vierspan, in de meeste gevallen een bronzen beeldhouwwerk) die boven op de boog heeft gestaan, is verdwenen. Inscripties op de kroonlijst maken melding van overwinningen door keizer Septimius Severus en zijn twee zonen Caracalla en Geta op de Parthen, Arabieren en Adiabenen. De naam van Geta valt nergens meer te lezen; daarvoor in de plaats zie je lege plekken. Dit heeft Caracalla op zijn geweten die na zijn machtsovername in 211 de naam van zijn broer op alle monumenten heeft laten wegpoetsen (damnatio memoriae).

Inscriptie (zuidoostelijke zijde) triomfboog:
IMP CAES LVCIO SEPTIMIO M FIL SEVERO PIO PERTINACI
AVG PATRI PATRIAE PARTHICO ARABICO ET
PARTHICO ADIABENICO PONTIFIC MAXIMO TRIBUNIC
POTEST XI IMP XI COS III PROCOS ET
IMP CAES M AVRELIO L FIL ANTONINO AVG PIO FELICI
TRIBUNIC POTEST VI COS PROCOS P P
OPTIMIS FORTISSIMISQVE PRINCIPIBVS
OB REM PVBLICAM RESTITVTAM IMPERIVMQVE POPVLI
ROMANI PROPAGATVM
INSIGNIBVS VIRTVTIBVS EORVM DOMI FORISQVE S P Q R
“Voor bevelhebber en keizer Lucius Septimius, zoon van Marcus, Severus Pius Pertinax Augustus, vader van het vaderland, (overwinnaar van de) Parhen in Arabia en de Parthen in Adiabena (=Assyria), Pontifex Maximus, benoemd tot tribuun 11 keer, bevelhebber 11 keer, consul 3 keer, proconsul en voor bevelhebber en keizer M. Aurelius, zoon van Lucius, Antoninus Augustus Pius Felix, benoemd tot tribuun 6 keer, consul, proconsul, vader van het vaderland, voortreffelijke en zeer dappere leiders, vanwege het herstel van de staat en de uitbreiding van het rijk van het Romeinse volk door hun bijzondere kwaliteiten in binnen- en buitenland. SENAAT EN VOLK VAN ROME. ‘

Loop onder de boog door en meteen links zie je de resten van de Umbilicus Urbis (‘navel van de stad’), een bakstenen constructie met een doorsnede van 4½ meter die het middelpunt van de Romeinse wereld symboliseerde. Bij de bouw van de triomfboog van Septimius Severus is het monument (dat uit de tweede eeuw vóór Christus dateerde) flink in de verdrukking geraakt.

Een paar stappen verder heb je het Volcanale, de plek waar het altaar stond waar aan de god Vulcanus werd geofferd. Het altaar had de vorm van een hoefijzer en moet deel hebben uitgemaakt van een grotere tempel uit de koningstijd en vroege republiek. We hebben het dan over een van de oudste monumenten op het Forum Romanum, in 1899 (samen met de Lapis Niger, zie boven) ontdekt door Giacomo Boni. De tempel moet zich hebben uitgestrekt van de Basilica Iulia tot aan de triomfboog van Septimius Severus.
Nog iets verderop, voorbij de achterzijde van de Rostra, kom je links van de weg de plek tegen waar het Miliarium Aureum ♣ gestaan heeft. Dit was de mijlpaal die het beginpunt vormde van het Romeinse wegenstelsel. Hierop waren de afstanden naar andere grote steden in het Romeinse rijk genoteerd. Hij is door keizer Augustus opgesteld en was bekleed met brons en voorzien van gouden letters.

Wanneer je je omdraait en je blik naar het noorden richt, kijk je meteen tegen de gigantische fundamenten aan van de tempel van Saturnus. Deze is in 491 vóór Christus opgericht niet lang na de verdrijving van de laatste koning (Tarquinius Superbus) uit Rome. Het was tijdens de republiek een van de belangrijkste tempels van Rome. Het feest van de Saturnaliën (Saturnalia) was een van de grootste, jaarlijkse terugkerende festijnen in de stad. De tempel was tevens de plek waar de Romeinse schatkist werd beheerd en werd dan ook het Aerarium (zeg maar ‘nationale bank’) genoemd. Toen Iulius Caesar als overwinnaar uit de burgeroorlogen kwam, trof hij in de tempel volgens zeggen 15.000 staven in goud, 30.000 staven in zilver en 30 miljoen sestertiën aan. In 42 vóór Christus is de oorspronkelijke tempel afgebroken en vervangen door een andere (we weten dat dit gebeurde onder verantwoordelijkheid van aedilis Lucius Munatius Plancus). Een brand heeft in 223 het bouwwerk in de as gelegd. De acht Jonische zuilen en de architraaf die nu te zien zijn, zijn het enige wat rest van een restauratie uit de tijd van keizer Diocletianus.

Op de architraaf staat de volgende inscriptie:
SENATVS POPVLVSQVE ROMANVS INCENDIO
CONSVMPTVM RESTITVIT
“Senaat en volk van Rome hebben het door brand verwoeste (gebouw) hersteld.”